Rubriek :
Dier - algemeen
Het toedoen van de mens
Zo'n 20.000 tot
30.000 jaar geleden verschenen er voor het eerst mensen op het
Australische vasteland : een volk dat we nu Aborinies noemen.
Voor die tijd waren er nooit mensen geweest en misschien hebben
deze eerste mensen wel de laatste grote buideldieren gezien : de
reuzenkangoeroe en de buidelleeuw.
De
Aborigines voedden zich hoofdzakelijk met hagedissen, larven en
wilde bessen, die in meer dan voldoende mate voorhanden waren.
Een enkele maal stond er ook wel iets anders op het menu :
gebraden emoe, die werd klaargemaakt in een afgesloten
braadkuil. De kop bleef eraan zitten en stak boven de grond uit
als een vreemd soort periscoop.
Laat in de achttiende eeuw, kwam er een tweede stroom menselijke
bezoekers, bestaande uit Engelse gevangenen die als kolonisten
naar Australi� werden gestuurd. Ze brachten hun eigen
voedingsgewassen en levende have mee en wel in zulke grote
hoeveelheden, dat binnen de kortste tijd een heleboel inheemse
dieren en planten waren verdwenen. Nog geen honderd jaar na hun
komst was er in Nieuw Zuid-Wales alleen al een derde van het
bosgebied verwoest om ruimte te maken voor boerderijen en
weidegebieden. Van de 52 soorten buideldieren die er leefden,
zijn er elf volkomen uitgeroeid.
De planten- en dierengemeenschap kreeg nog een klap te
verwerken, toen aan het einde van de achttiende eeuw de
cochenille-cactus werd ingevoerd vanuit Mexico, die werd
gebruikt voor het maken van rode verfstof voor de
soldatenuniformen. Met deze cactus verscheen de cochenilleluis
die erop leeft en waaruit de rode verfstof werd gewonnen. De
plant woekerde in zo'n hoog tempo voort, dat al spoedig een
enorm gebied er volledig mee was overdekt. Tenslotte moest men
zijn toevlucht nemen tot de invoer van een insect, de cactusmot,
om verdere verbreiding tegen te gaan.
Later werd het Europese konijn naar Australi� gebracht en dat
bleek al spoedig een nog ergere plaag te veroorzaken. Om de
konijnen te bestrijden voerde men vossen in, maar die
vermenigvuldigden zich zo sterk, dat ze zelf een plaag werden.
In een laatste wanhopige poging om de konijnen kwijt te raken,
bracht men ze opzettelijk in contact met het virus van een
besmettelijke ziekte (myxomatose). Deze greep zo snel om zich
heen, dat het niet veel scheelde, of het konijn was volkomen
uitgeroeid. Op dit ogenblik is er echter weer sprake van enig
herstel.
In sommige delen van Australi� komen verwilderde paarden, ezels,
waterbuffels en varkens voor, die aanvankelijk als huisdier
waren ingevoerd. Zo zijn er in de Centrale Australische Woestijn
ook verwilderde dromedarissen, sinds men er in de negentiende
eeuw een twintigtal heeft ingevoerd om te gebruiken bij het
verkennen van het binnenland.
Australi� mag dan wel het kleinste werelddeel zijn, het is een
enorm land, bijna even groot als de Verenigde Staten van
Amerika. Hoewel een derde van het gebied dor is en ongeschikt
voor landbouw en veeteelt, behoort Australi� tot de
belangrijkste exportlanden van tarwe, wol, vlees en
zuivelproducten. Hieruit blijkt wel, hoe intensief men het
beschikbare land gebruikt. En dat betekent weer een bedreiging,
want wat de Europese kolonisten hebben veroverd door de invoer
van bepaalde dieren en planten, is Australi� kwijtgeraakt aan
inheemse flora en fauna.
De eerste slachtoffers van de menselijke aanwezigheid waren
waarschijnlijk de emoe van Kangoeroe Eiland en de Tasmaanse
buidelwolf, die zijn uitgeroeid door de Aborigines. De laatste
echter niet op Tasmani�. Daar werd hij door de blanke kolonisten
uitgeroeid. De hondachtige Tasmaanse buidelwolf was een
buideldier. Men neemt aan dat hij is verdrongen door de veel
agressievere dingo (zie foto), die ongeveer zesduizend jaar
geleden door de Aborigines werd meegebracht. In Tasmani�
vermenigvuldigde de Tasmaanse buidelwolf zich zo sterk, dat er
tussen 1888 en 1914, 2268 werden gedood, vanwege hun roofzucht.
Hoeveel exemplaren er nu nog zijn staat niet vast, maar de
meeste deskundigen zijn van oordeel, dat het dier waarschijnlijk
totaal is uitgestorven. Afgezien van deze twee gevallen hebben
de Aborigines geen invloed gehad op het dieren- en plantenleven.
Maar
sinds die komst van de Europeanen lopen steeds meer inheemse
dieren gevaar. Twee soorten kangoeroeratten, vier soorten
buideldassen, enkele soorten wallabies (zie foto), waaronder de
oostelijke Irma-wallabie, de zwarte emoe en de witstaartrat zijn
voorgoed verdwenen. De kleine Parma-wallabie, die in Australi�
niet meer voorkomt, leeft nog wel in Nieuw-Zeeland, waar men hem
met succes heeft ge�mporteerd. In de nabije toekomst loopt nog
een hele reeks dieren gevaar, zoals buidelmarters,
platkopbuidelmuizen, wallabiesoorten en de buidelmiereneter wat
de zoogdieren betreft. Van de vogels onder andere de
hoendergans, de grote doornkruiper, een soort Australische
zanger, de borstelstaart, de gehelmde honingeter en
verschillende soorten parkieten, papegaaien en doornkruipers.
Hoewel de grijze en de rode reuzenkangoeroe nog niet op de
offici�le lijst van bedreigde diersoorten staan, zullen er toch
spoedig beschermende maatregelen moeten worden genomen. Daar
zijn verscheidene redenen voor te noemen. Ten eerste zijn er
heel wat van deze dieren gedood door Australische
schapenfokkers, die ten onrechte meenden dat ze een bedreiging
vormden voor de voedselvoorraad van hun vee. Maar kangoeroes en
schapen kunnen heel goed vreedzaam naast elkaar leven, aangezien
ze doorgaans verschillende soorten grassen kruiden eten.
Kangoeroes hebben bovendien minder dan de helft nodig van de
dagelijkse voedselbehoefte van schapen.
Een andere oorzaak van de afslachting van kangoeroes is, dat het
vlees wordt gebruikt in de voedselindustrie voor huisdieren. In
1973 werd de export van kangoeroeproducten verboden, maar onder
druk van de importerende langen - vooral Amerika - werd het
verbod snel opgeheven. Op dit ogenblik geldt er weer een
exportverbod voor kangoeroeproducten, maar daar wordt nogal eens
de hand mee gelicht.
Kangoeroehuiden worden gebruikt in de leerindustrie en dat feit
maakt de verleiding tot smokkelen nog groter. Een derde
bedreiging voor de kangoeroes wordt gevormd door de sportjagers,
die de dieren met de hulp van honden achtervolgen.