Rubriek :
Historische figuren
Hippocrates
Hippocrates (Gr.:
Hippokrat�s) (eiland Kos ca. 460 v.C. - Larissa, Thessali�, ca.
377 v.C.), Grieks arts, 'de vader van de geneeskunde', was zo
beroemd, dat hij reeds v��r 300 v.C. een bijna mythische
persoonlijkheid was geworden. Van zijn leven weet men weinig met
zekerheid; hij heeft veel rondgereisd, volgens de toenmalige
gewoonte. Zijn naam is verbonden aan een verzameling
geschriften, het Corpus Hippocraticum, waarvan men met enige
zekerheid er enkele als echt kan aanwijzen, nl. Prognostica,
Aforismen, Epidemie�n (1ste en 3de boek), Levenswijze bij acute
ziekten, het boek Lucht, water en plaats en nog enkele
chirurgische boeken. Door zijn klinische observatie heeft
Hippocrates van de geneeskunde een zelfstandige wetenschap
gemaakt. De invloed van de natuurfilosofie werd daarbij
aanzienlijk gereduceerd door m.b.v. een theoretische benadering
boven de empirie uit te komen.
1. Leerstellingen
Hij stelde de leer van de vier lichaamsvochten of
-sappen (Lat.: humores) op, door Galenus verder uitgewerkt, en
werd zo de grondlegger van de humorale pathologie.
Voortreffelijk zijn de door hem aangegeven chirurgische
behandeling van breuken en ontwrichtingen, de verhandeling over
het dieet en de hygi�nische voorschriften. Hoewel de therapie
bij hem veelzijdig en doordacht is, ligt de nadruk op de
voorspelling van de afloop. Kenmerkend voor zijn instelling is
dat hij in zijn diagnose zowel de ziektesymptomen als de
levensomstandigheden van de pati�nt betrok. De oorzaken van
epidemische ziekten zocht hij vooral in het klimaat, die van
sporadische ziekten vaak in fouten in de levenswijze.
2. Beroepsmoraal
Zijn werk is ge�nspireerd door een wetenschappelijke en
praktische instelling, resulterend in een hoge beroepsmoraal.
Hippocrates doceerde aan de artsenschool op Kos, waar hij zijn
leerlingen, alvorens ze tot de uitoefening van de geneeskunst
werden toegelaten, een eed liet afleggen, die thans nog de
grondslag vormt van de beroepseed of -gelofte van de artsen in
alle ontwikkelde landen. Zijn werk is vooral door Galenus
bevestigd en verspreid.