Rubriek :
Historische figuren
Hoessein ibn Talal -
koning van Jordanië
Hoessein ibn Talal
(Amman 14 nov. 1935), koning van Jordanië sedert 1952, is de
kleinzoon van koning Abdoellah ibn Hoessein. Na Abdoellah's dood
(1951) volgde eerst Hoesseins vader, Talal, op, doch deze werd
op 11 aug. 1952 afgezet omdat hij geestelijk gestoord was.
Hoessein besteeg daarop de troon (tot 2 mei 1953 onder
regentschap). Hoessein, die een voorstander was van een nauwe
band met Groot-Brittannië, kampte vanaf het begin met een sterke
oppositie, vooral onder de Palestijnse bevolking op de
westelijke oever van de Jordaan. Zijn bruuske ontslagverlening
aan de Britse bevelhebber van het Jordaanse leger, Glubb Pasja,
op 2 april 1956, vormde een van de factoren die de Suezcrisis
hebben doen ontstaan.
In de Arabische wereld verkeerde Hoessein herhaaldelijk in een
moeilijke positie. Onder andere door president Nasser van
Egypte, de sinds 1963 in Syrië regerende Ba'thpartij en een
gedeelte van zijn Palestijnse onderdanen is hem in diverse
periodes een te gematigd optreden jegens Israël verweten.
Anderzijds zou een scherpere opstelling een Israëlisch ingrijpen
tot gevolg gehad kunnen hebben. Het Israëlische besluit om het
Jordaanwaterproject ten uitvoer te leggen was voor Hoessein
aanleiding in 1964 zijn relatie met president Nasser te
verbeteren. Zijn bereidheid in 1966 om het islamitische
alliantieplan van koning Faisal van Saoedi-Arabië te steunen,
haalde hem echter opnieuw Nassers vijandschap op de hals. Aan de
vooravond van de Israëlisch-Arabische oorlog in juni 1967
verzoende Hoessein zich met Nasser. Tijdens deze oorlog ging het
gehele gebied ten westen van de Jordaan verloren.
Door het optreden van de Jordaanse troepen in sept. 1970 tegen
de Palestijnse bevrijdingsorganisaties kon Hoessein zijn macht
in Jordanië handhaven, maar binnen de Arabische wereld raakte
hij daardoor in een zeer geïsoleerde positie. Door zijn land,
zij het ook symbolisch, te laten deelnemen aan de Oktoberoorlog
(1973), wist hij dit isolement te doorbreken.
In 1974 zag Hoessein, onder zware Arabische druk, ten gunste van
de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO) af van zijn
aanspraken op de door Israël bezette linker Jordaanoever.
Hoessein trouwde in 1978 met Elizabeth Halaby, die daarna
koningin Noer al-Hoessein werd genoemd. Hij was driemaal eerder
gehuwd geweest. Tussen 1982 en 1986 voerde hij besprekingen met
de PLO over een mogelijke Palestijns-Jordaanse (con)federatie.
In 1988 verbrak hij alle banden met de Westelijke Jordaanoever.
Door zijn nauwe banden met Egypte en Irak wist hij zich een
centrale positie in de Arabische wereld te verwerven. Door de
Golfcrisis van 1990 (zie Tweede Golfoorlog), waarin hij
aanvankelijk tevergeefs trachtte te bemiddelen, kwam koning
Hoessein in een bijzonder moeilijke situatie.
Na de Golfoorlog wist koning Hoessein evenwel snel de banden met
de Verenigde Staten weer te herstellen. Hij brak met het regime
in Irak en zocht in het kader van het vredesproces in het
Midden-Oosten toenadering tot Israël. In 1994 sloot hij een
vredesverdrag, waarbij hem door Israël ook een speciale status
ten aanzien van de islamitische heiligdommen in Jeruzalem werd
toegedacht. Sindsdien speelde de koning ook een bemiddelaarsrol
tussen Israël en de Palestijnen. Hij overleed in 1999.