Hoge
morielje
Deze morielje is ��n van de grootste soorten van
het geslacht. Hij lijkt op de kegelmorielje en
is te herkennen aan de kegelvormige hoed met
evenwijdig lopende richels in bruingrijze,
olijf- of paarsrode tinten. De hoed is drie tot
acht cm hoog, twee tot vijf cm breed, hol en
gewoonlijk kegelvormig of langwerpig
cilindrisch. Hij is slank, meestal puntig, en
iets breder dan de steel waarop hij losjes is
vastgehecht. Hij vertoont evenwijdige
lengterichels die verbonden zijn door schuin
(soms horizontaal) lopende dwarsplooien. De
kleur is bruin en dikwijls wat grijs, zwart,
olijf- of paarsrood getint. De steel, vijf tot
vijftien cm lang en twee tot vier cm dik, is
onregelmatig cilindrisch met vaak onder- of
bovenaan een verdikking. Hij is heel licht
generfd en altijd hol. Bij jonge exemplaren is
hij bedekt met wittige vlokjes die later goud-,
okerkleurig of geelbruin worden. Het vlees is
dun, wasachtig, teer en hard in de steel. Rauw
heeft het geen opmerkelijke geur of smaak. Na
droging is het geurig, en gebakken smaakt het
overheerlijk.
Deze soort groeit van april tot mei in dun
begroeide loof- of naaldbossen, weilanden, onder
struikgewas en in tuinen. In juni zijn deze
morieljes op grote hoogte te vinden. U kunt ze
ook aantreffen op afgebrande plekken en op
vuilnishopen. Ze hebben een voorkeur voor kalk,
klei- en zandgrond en komen voor van het
laagland tot in de bergen. Alleen in
heuvelachtige gebieden komen ze veelvuldig voor.
Deze paddestoel is eetbaar, heerlijk en geschikt
voor allerlei culinaire doeleinden.
|