Rubriek :
Historische figuren
Horatius
Horatius, voluit:
Quintus Horatius Flaccus (Venusia 8 dec. 65 v.C. - Rome 27 nov.
8 v.C.), Romeins lyrisch dichter, afkomstig uit Zuid-Itali�, was
de zoon van een vrijgelatene, maar genoot toch een goede
opvoeding, eerst in Rome, daarna in Athene (filosofie). Daar
raakte hij verstrikt in de burgeroorlog na de moord op Caesar,
nam als officier in het leger van Brutus deel aan de slag bij
Philippi (42), hoorde dus tot de verliezende partij, maar kon
met toestemming van de overwinnaar Octavianus (Augustus) naar
Rome terugkeren. Zijn bezittingen waren echter geconfisqueerd,
hij was straatarm en moest zijn brood verdienen met een
schrijversbaantje in een regeringsbureau. Zelf zegt hij, dat de
armoede hem ook ertoe bracht verzen te maken. Zijn po�zie trok
de aandacht van vooraanstaande literatoren, m.n. Vergilius en
Varus. Dezen brachten hem in contact met Maecenas, die hem de
gelegenheid gaf zich helemaal aan de po�zie te wijden en hem in
33 v.C. een landgoed in de Sabijnse bergen bij Tibur (Tivoli)
schonk.
Zijn eerste gedichten publiceerde Horatius ca. 35 v.C. Het waren
satiren (zelf spreekt hij liever van sermones, 'praatjes') naar
het voorbeeld van de Latijnse dichter Lucilius (2de eeuw), maar
zonder diens felheid. Met wijze humor en milde kritiek schildert
hij het bonte leven van de wereldstad, maar gaat ook in op
literaire kwesties en bespreekt bijv. de positie van de
satirenpo�zie in Rome. In dezelfde tijd ontstonden zijn Epoden,
zo genoemd naar hun uiterlijke vorm: coupletten van een lang en
een kort vers. Hij volgt hierin de Oud-Griekse dichter
Archilochus van Paros na, maar neemt zijn felheid en bitterheid
niet over. De toon is veel meer gemoedelijk schertsend,
welwillend kritisch en licht erotisch. Het hoogtepunt bereikt de
po�zie van Horatius in zijn 'lierzangen', Odae of Carmina. Hij
volgt hierin de Lesbische lyriek van Sappho en Alcaeus na. Naar
de uiterlijke vorm worden de oden gekenmerkt door hun sterk
gevarieerde versmaten en hun verbazingwekkend knappe metrische
techniek. Hij publiceerde vier boeken met in totaal 103
gedichten, die in omvang vari�ren van acht tot tachtig verzen.
De eerste drie boeken verschenen tegen 23 v.C., het vierde staat
apart, werd op aandrang van Augustus geschreven en ca. 13 v.C.
gepubliceerd. In de lyriek van Horatius is, in tegenstelling
bijv. tot die van Catullus, geen extreme hartstochtelijkheid te
vinden, maar veeleer de aurea mediocritas, 'de gulden
middenweg', voortkomend uit de levenswijsheid van een
bespiegelende geest. Zijn onderwerpen bestrijken alle gebieden
des levens. Vriendschap is voor hem belangrijker dan liefde; hij
ziet de betrekkelijkheid van rijkdom en macht; hij kent de
weemoed om de vergankelijkheid van schoonheid en jeugd. Het
thema van de onvermijdelijkheid van de dood, die voor allen
gelijk is, komt bij hem meermalen terug; vandaar zijn
aansporing: carpe diem, 'geniet van het leven' zolang het
mogelijk is. Bij dit alles heeft Horatius een onfeilbaar gevoel
voor het juiste woord op de juiste plaats; hij speelt met de
taal en zegt gewaagde dingen, maar in het spel van de woorden
gaat hij nooit te ver. Op rijpe leeftijd schreef hij ten slotte
zijn brieven, Epistolae, waarvan de onderwerpen niet veel
verschillen van die van de Sermones. Er valt echter meer nadruk
op literaire vragen, vooral in het tweede boek. Hier staat ook
zijn meest bekende brief, de Epistola ad Pisones of de Ars
poetica, die voor latere generaties van dichters tot een
evangelie geworden is en waaruit menige treffende formulering
nog steeds tot de citatenschat van de geletterde wereld behoort.