Rubriek :
Historische figuren
Hugo Claus
Claus, Hugo Maurice
Julien (Brugge 5 april 1929), Belgisch Nederlandstalig
schrijver, schilder en film- en toneelregisseur, verbleef tussen
1948 en 1955 een tijd te Parijs en te Rome, was redacteur van
Tijd en Mens, sloot zich in 1950 aan bij Cobra en wijdt zich
geheel aan literatuur, schilderkunst en toneel. Sedert zijn
bundel Registreren (1948) bezette hij een vooraanstaande plaats
in de experimentele po�zie die ca. 1950 in Vlaanderen doorbrak
en die in Claus' rijpe bundel De Oostakkerse gedichten (1955)
een van haar hoogtepunten bereikt. Claus bevindt zich in een
situatie van 'verloren geboren' in een absurd bestaan en spreekt
van daaruit, tussen droom en waken, in een op het surrealisme
teruggaand woord- en beeldgebruik. Sinds Een geverfde ruiter
(1961) komt de bezinning over het eigen ik duidelijker aan het
licht en krijgen het Vlaams milieu en de hedendaagse
maatschappij een scherpe, kritische aandacht, die spoedig een
agressieve allure aanneemt. Meteen wijkt het experimentele
po�ziepatroon voor een belijdenispo�zie die de in het experiment
verworven expressiemiddelen integreert; tegelijk wendt Claus
naar het voorbeeld van Eliot en vooral van Ezra Pound mythen,
symbolen, allusies en literaire citaten uit het internationale,
bij voorkeur westerse, culturele patrimonium aan. Hoogtepunten
zijn Het teken van de hamster (1963) en Heer Everzwijn (1970).
De ongemene diversiteit, met haar heterogene thematiek en haast
onbeperkte taalvirtuositeit, is kenmerkend voor zijn gehele
oeuvre. Dit onderscheidt zich door een fel dynamisme, dat in het
teken staat van de spanningen tussen een instinctief en rebels
vitalisme en een door een grote belezenheid gevoed
intellectualisme.
Zijn romans en verhalen behoren deels tot het experimentele
proza, zoals De hondsdagen (1952) en De verwondering (1962),
deels tot het laat-naturalistische, zoals De Metsiers (1950) en
Omtrent Deedee (1963; bewerking voor toneel: Interieur, 1971),
maar ook tot het romaneske (Het jaar van de kreeft, 1972),
waarbij dient opgemerkt dat de meeste teksten van Claus gelaagd
zijn. Merkwaardig gecondenseerd is De verzoeking (1980), een
geval van mysticistisch masochisme met een abrupt
grotesk-triviaal einde. Het in den brede uitgewerkt succesboek
Het verdriet van Belgi� (1983) is tegelijk een 'Bildungsroman',
een wijd vertakte familieroman en een sociale roman op volkse
toon over de bewogen jaren 1939-1947 in Vlaanderen.
Een nog grotere verscheidenheid vertoont zijn toneelwerk, dat
po�tisch en rijk aan nuances is in het opzienbarende stuk Een
bruid in de morgen (1955), naturalistisch in Suiker (1958),
burlesk of luchtig in Mama, kijk, zonder handen] (1959) en De
dans van de reiger (1962), opnieuw naturalistisch in Vrijdag
(1969) en Thuis (1975) en grotesk satirisch in Tand om tand
(1970). Met zijn persoonlijke bewerkingen van Seneca's Thyestes
(1966), Oedipus (1971) en Phaedra (1980) en van C. Tourneurs The
Revenger's Tragedy (onder de titel Wrraaak!, 1968) droeg hij bij
tot het 'theater van de wreedheid'. Van zijn vertalingen en
bewerkingen dienen voorts vermeld te worden Onder het melkwoud
(1957), naar Under Milkwood door Dylan Thomas, van wie hij als
dichter invloed onderging, De Spaanse hoer (1970) naar La
Celestina door De Rojas, en De Vossejacht (1972) naar Volporie
van Ben Jonson. De schier onoverzienbare productie van Claus,
waar tevens film- en televisiescenario's, een stripverhaal,
ridderverhalen en emblematateksten toe behoren, is het werk van
een totaal vrijgevochten persoonlijkheid, die zich in steeds
andere variaties creatief wil bevestigen. In die zin is hij een
individualist van anarchistische signatuur. In 1986 werd hem de
Grote Prijs der Nederlandse letteren toegekend.
Als plastisch kunstenaar onderscheidt Claus zich door een
spontane werkwijze, waarbij aan toevalligheden van het materiaal
een grote rol wordt toebedeeld. Hij is thuis in alle stijlen en
trends sinds Cobra en diept geen enkele uit, omdat hij weigert
de man van ��n richting te zijn.