Rubriek :
Historische figuren
Indira Gandhi
Gandhi, Indira,
voluit: Shrimati Indira (Allahabad 19 nov. 1917 - New Delhi 31
okt. 1984), Indiaas politica, behorend tot de Brahmin-kaste,
dochter van Jawaharlal Nehru, werd opgevoed op een
kloosterschool en studeerde vervolgens in Zwitserland en
Engeland (Oxford). Zij werd in 1937 lid van de Congrespartij en
kwam door haar activiteiten herhaaldelijk in de gevangenis. In
1940 huwde zij de advocaat en journalist Feroze Gandhi (geen
familie van de Mahatma), die in 1960 overleed; uit dit huwelijk
werden twee zoons geboren, van wie aanvankelijk slechts de
jongste, Sanjay, een politiek actieve rol zou spelen. Zij
richtte tal van vrouwen- en sociale organisaties op. Na de dood
van haar vader (1964) werd zij minister van Voorlichting en
Omroep in het kabinet-Shastri. Na Shastri's dood (1966) werd zij
gekozen tot leider van de Congrespartij en daarmee tot premier.
In 1971 verwierf haar partij een grote meerderheid in het
parlement. Gandhi slaagde er echter niet in de aanvankelijk door
haar gepropageerde maatschappijhervorming in socialistische zin
te verwezenlijken en zag zich geconfronteerd met een toenemende
oppositie tegen haar beleid, dat steeds meer afhankelijk raakte
van de steun van de behoudende krachten binnen de Congrespartij
en daarbuiten. Wegens het feit dat zij (in strijd met de
kieswet) bij de verkiezingen van 1971 gebruik had gemaakt van de
diensten van ambtenaren, werd zij in juni 1975 veroordeeld, wat
inhield dat zij gedurende zes jaar geen openbaar ambt zou mogen
vervullen. Hangende het hoger beroep bleef zij echter aan als
premier; kort daarop liet zij alle oppositieleiders in het land
arresteren en kondigde de noodtoestand af. Vervolgens liet zij
het parlement een grondwetswijziging met terugwerkende kracht
aannemen, volgens welke o.m. het punt waarop zij was
veroordeeld, niet langer als onwettig kon worden aangemerkt. In
jan. 1977 verzachtte zij de noodtoestandsmaatregelen en kondigde
algemene verkiezingen aan. Haar partij leed daarbij een grote
nederlaag en Gandhi verloor haar parlementszetel (16-20 maart
1977). De nieuwe regering stelde een onderzoek in naar
machtsmisbruik tijdens haar premierschap en liet haar in oktober
1977 arresteren; op bevel van de rechter werd zij echter na ��n
dag weer vrijgelaten. De twisten in de Congrespartij leidden op
2 jan. 1978 tot een afsplitsing van Indira Gandhi met haar
aanhangers als Congress-Indira (zie Congrespartij). Bij
tussentijdse verkiezingen wist zij een parlementszetel te
verwerven maar de parlementsvoorzitter ontzegde haar de toegang
tot deze zetel op grond van laakbaar gedrag. In 1980 behaalde
zij bij parlementsverkiezingen een grote overwinning, waarna zij
opnieuw premier werd.
In haar nieuwe regeringsperiode kreeg zij meer en meer te maken
met het streven van de verschillende deelstaten om zich los te
maken van het centrale gezag. Zij trad hard op in o.a. Assam,
dat in 1982 onder rechtstreeks gezag van de regering in Delhi
werd geplaatst. Ook de vaak bloedig uitgevochten tegenstellingen
tussen moslims en hindoes en tussen hindoes en Sikhs zorgden
voor grote spannigen. In 1984 bestormden legereenheden het
Sikh-heiligdom in Amritsar, waarbij de extremistische
Sikh-leider Sant Jarnail Singh Bhindranwale de dood vond.
Na de dood van haar lievelingszoon Sanjay, die bij een
vliegtuigongeluk om het leven kwam, betrok Indira Gandhi haar
zoon Rajiv Ratna Gandhi meer en meer bij de politiek. Op 31 okt.
1984 werd Indira Gandhi door twee van haar Sikh-lijfwachten
doodgeschoten als vergelding voor de bestorming van de
Sikh-tempel in Amritsar.