Rubriek : De
mens - algemeen
Indonesi�, de gordel van
smaragd
De
oudste bewoning van Indonesi� gaat tot een zeer ver verleden
terug. Ten tijde van de nieuwe steentijd stroomden mensen van
Achter-Indi� de archipel binnen en vermengden zich met de reeds
aanwezige bevolking. Sinds de derde eeuw na Christus werd er de
natte rijstbouw beoefend.
Deze vindt nog steeds plaats op de sawa's, velden die door een
simpel bevloeiingssysteem steeds onder water staan. De rijst
wordt eerst op bedden uitgezaaid en vervolgens plantje voor
plantje uitgezet. Deze zeer bijzondere methode van landbouw
vereist bijzonder veel arbeid. Daar staat tegenover dat de
opbrengst in het algemeen groot is, mede omdat de gronden niet
uitgeput raken. De nauwe samenwerking die deze landbouwvorm van
de dorpsgemeenschappen eiste, weerspiegelde zich in de
maatschappelijke verhoudingen.
Omstreeks het begin van onze jaartelling waren er al
handelcontacten met China en Indi�. Zeevaarders en kooplui
brachten de hindoe�stische godsdienst mee en bekeerden
geleidelijk de bevolking van Sumatra, Borneo, Java en Bali. Toen
kwamen de priesters, die er hindoeheiligdommen bouwden. De
volgelingen van boeddha deden hetzelfde.
E�n van hun beroemdste heiligdommen is de
Borobodoer op
Java. Dit is geen tempel, maar een stoepa, een massief
gedenkteken ter herinnering aan boeddha's leven. Er kwamen
zoveel Indi�rs naar Indonesi�, dat men met enig recht van een
volksverhuizing kan spreken. De nieuwkomers hadden een hogere
beschaving dan de reeds aanwezige bevolking. Ze hadden niet
alleen een godsdienst, maar ook wetten en bovendien kenden ze
het schrift. Het is dan ook niet verwonderlijk dat sommige van
de nieuwkomers het ver brachten.
Aan het binnenstromen van de Indi�rs in Indonesi� kwam in de
zeventiende eeuw een einde. De hindoe-vorstendommen die ontstaan
waren, hadden geen binding meer met Voor- of Achter-Indi�. Ze
vormden zelfstandige rijken, waarvan de heersende bovenlaag de
hindoe-beschaving bezat. Het is duidelijk dat daarin ook vele
elementen van de eigen, oorspronkelijke cultuur verwerkt zaten.
Behalve in de landbouw, vonden ook vele Indonesi�rs een bestaan
in handel en zeevaart. Het waren wederom de handelscontacten die
een nieuwe godsdienst naar de archipel brachten, namelijk de
islam.
In de veertiende eeuw was Malakka tot die godsdienst over
gegaan, terwijl ook Sumatra steeds meer onder de invloed van de
islam kwam. Daarna volgden de kuststreken van Java en andere
eilanden, zoals de Molukken. Sommige vorsten gebruikten de
nieuwe godsdienst om hun macht ten koste van anderen uit te
breiden. Ook werd de islam als middel gebruikt om de
pas-aangekomen Europeanen op afstand te houden. Als eersten
waren dat de Portugezen, en wel in 1509. Enkele jaren later
vestigden ze hun eerste steunpunt op Malakka. Andere volgden in
1521 op Ambon en in 1545 op Makassar. De Spanjaarden kwamen ook
poolshoogte nemen, maar in 1529 trokken die zich terug.
De Hollanders verschenen er betrekkelijk laat. Pas in 1596
verschenen vier van hun schepen op de rede van het aan
specerijen rijke Bantam, een machtige handelsstaat in het westen
van Java. Cornelis de Houtman, die de leiding over de
onderneming had, sloot met de vorst van Bantam een
handelsovereenkomst. Problemen waren er echter genoeg, want er
ontstonden moeilijkheden met de plaatselijke bevolking. Het
aantal manschappen dat gedurende de reis aan ontberingen
bezweek, was bovendien zeer groot. E�n van de vier schepen
keerde in 1597 met nog slechts ��n derde van de oorspronkelijke
bemanning in het vaderland terug. De totale lading aan
specerijen kon ruimschoots in ��n schip vervoerd worden.
Desondanks bedroeg de winst 87.000 gulden, een voor die tijd
enorm bedrag.
De belangstelling in Hollandse en Zeeuwse handelskringen voor
Oost-Indi� was erg groot. Er werden verscheidene ondernemingen
opgericht, die men 'Compagnie�n van Verre' noemde. Reeds in 1598
voeren 22 schepen uit met de Oost als bestemming. Olivier Van
Noort koerste met drie schepen in westelijke richting en ging om
de zuidpunt van Zuid-Amerika naar Indi�. Op de terugreis zeilde
Van Noort door de Indische Oceaan en langs Kaap de Goede Hoop.
Op 26 augustus 1601 kwam hij in Rotterdam aan. Als eerste
Nederlander was het hem gelukt de reis om de wereld te
volbrengen.
De verschillende 'Compagnie�n van Verre' voerden onderling een
felle strijd. Bovendien hadden de Hollanders hun handen vol aan
de Portugezen, de Spanjaarden en de Engelsen, die de Hollanders
liever zagen gaan dan komen. Daarom besloot men alle krachten te
bundelen en elkaar als Nederlanders tenminste het leven niet
zuur te maken.
In 1602 werden alle 'Compagnie�n van Verre' in ��n grote
ondergebracht : de Verenigde Oost-Indische Compagnie
of de V.O.C. Deze maatschappij kreeg het alleenrecht om handel
te drijven in al het gebied ten oosten van Kaap de Goede Hoop.
Aan Portugese of Engelse concurrentie kon men weinig doen,
behalve het aanwenden van diplomatieke druk of bruut
wapengeweld.
De V.O.C. breidde haar macht in de Indische archipel sterk uit,
weliswaar zonder bepaald systeem, maar geleid door het streven
naar handelsvoordelen. De V.O.C. had het recht van de
Staten-Generaal om daarbij met militaire middelen op te treden,
en maakte daar ook gebruik van.
Soms ging het gedrag van de leden echter alle perken te buiten.
Om dit tegen te gaan stuurde men soldaten en ambtenaren. Na
verloop van tijd ontwikkelde de V.O.C. zich tot ��n van de
machtigste handelsondernemingen, en groeide Holland uit tot een
koloniale mogendheid van de eerste orde.