W ORLD E XPLORER     

Siteoverzicht
Email
Homepage
     

Rubriek : De mens - algemeen

De zonnestaat van de Inka's

Voordat de Spanjaarden als hebzuchtige veroveraars naar Zuid-Amerika kwamen, weren er in dat werelddeel ongeveer twee groepen Indianen te onderscheiden. De ene groep woonde in het algemeen gesproken in de kustgebieden en de hoogvlakten van het Andesgebergte. Ze verkeerden in een behoorlijk vergevorderd stadium van ontwikkeling. De andere groep Indianen woonde in de andere gebieden. Ze kunnen het best worden omschreven als 'natuurvolkeren'. Daarmee willen we aangeven dat hun levenswijze niet of nauwelijks boven die van de prehistorische jagers en voedselverzamelaars uitkwam. Het meest opvallend onder de ontwikkelde volkeren waren die van Peru, Ecuador, Bolivia en het noorden van Chili. Zijn gingen deel uitmaken van het grote rijk van de Inka's, dat zich ten tijde van de komst van de Spanjaarden uitstrekte langs de oostkust van de Grote Oceaan. Het rijk werd op de meeste absolute wijze die men zich maar kan voorstellen door de koning geregeerd. De koning droeg de titel 'Inka' en was de bron van alle macht, van alle waardigheden en bovendien de onbetwiste eigenaar van alle goederen.
Volgens de godsdienstige opvattingen van het Inkarijk zouden ongeveer in de twaalfde eeuw na Christus twee kinderen van de zon Peru hebben bezocht en in het dal van Cuzco een stad hebben gesticht. Uit het huwelijk van dit goddelijke paar kwamen kinderen voort die de voorvaderen van de koningen werden. Wegens zijn goddelijke afkomst was de Inka de plaatsvervanger van de zonnegod. Iedere ongehoorzaamheid tegen zijn wetten of verordeningen was dus niet minder dan een heiligschennis. De zonnestaat kende drie standen. De eerste stand werd gevormd door de leden van het geslacht van de Inka's, van wie de gemeenschappelijke bron waaruit allen waren voortgekomen de zon was. Omdat het in deze stand gebruikelijk was dat de mannen meer dan ��n vrouw hadden, werd het aantal leden van deze stand ook erg groot.
Het Inka-geslacht bezat onvoorstelbaar veel voorrechten en bekleedde alle hoge ambten, hoge priesterfuncties en hoge officiersposten. In deze functies hoefde men geen belasting te betalen, maar ontving men juist belasting voor het levensonderhoud. De Inka zelf droeg zijn steentje bij tot in het in stand houden van deze kaste, want hij hield er talloze vrouwen op na. Alleen zijn zuster werd waardig genoeg geacht om officieel met hem te huwen en hem de nakomeling te schenken die hem als koning mocht opvolgen. Direct onder de stand van de Inkafamilie volgde een stand van edelen, die afstamden van de vorsten van de overwonnen Indiaanse volkeren. Ook deze edelen genoten voorrechten.
Onder deze twee hoogste standen kwam die van de brede massa van het volk. De wetten waarnaar dit volk moest leven, waren buitengewoon streng. Op diefstal, moord, overspel, godslastering en andere overtredingen stond de doodstraf. De rechtspraak was in handen van de Inka, want hij benoemde de rechters. Een stand van slaven bestond niet, om de eenvoudige reden dat iedereen van de derde stand in feite een staatsslaaf was zonder of vrijwel zonder eigen bezit. Al het land was namelijk eigendom van de staat (dus van de Inka) en elk jaar opnieuw werd het onder de gewone mensen verdeeld. Op die manier had iedereen van tijd tot tijd wel een beter of een minder goed stuk grond. Zo kon niemand ooit rijk worden, en dus niet gevaarlijk voor de staat. Aan de andere kant kon ook niemand ooit tot armoede vervallen, temeer daar de grond van zieke, zwakke of oude mensen door de gezonde en sterke leden van de derde stand moest worden bewerkt. De Inka's waren overigens de enige Indianen die aan veeteelt deden. De lama, een dier dat tot de familie van de kamelen behooprt, werd vooral om de wol gehouden. De kudden waren uiteraard eigendom van de staat. Elk gezin kreeg jaarlijks, afhankelijk van het aantal leden, een bepaalde hoeveelheid wol toegewezen om er kleren van te maken.
De landbouw was bij de Inka's hoog ontwikkeld. De kuststreken, waar het nooit regende, kenden een voortreffelijk bevloeiingssysteem. Ook de bergterrassen werden zorgvuldig bewerkt. Het gebruik van guano, vogelmest, was er sinds lang bekend.
De ambachtslieden leverden hoogwaardige producten af op het gebied van de metaalbewerking en de pottenbakkerij. Alles wat ze voortbrachten was evenwel, hoe kon het ook anders, voor de staat. Van enige handel was het Inkarijk absoluut geen sprake. Ook de steenhouwers, timmerlieden en bouwmeesters verrichtten hun werk alleen voor de goddelijke Inka. Er werden paleizen, tempels en indrukwekkende vestingswerken opgetrokken, terwijl de gewone mensen met een zeer eenvoudige behuizing genoegen moesten nemen. Ze telden toch niet mee en hadden slechts waarde als arbeidskracht. Ze moesten wonen op de plaatsen die hun werden aangewezen. Zonder toestemming mochten ze niet reizen en zelfs hun huwelijk werd door de staat geregeld. Geld, edelstenen of edele metalen waren voor hen waardeloos, want ze konden er gewoonweg niets mee doen. Koop en verkoop van goederen kende men niet.
De Inka echter spreidde in de zonnetempels een ongelooflijke pracht en praal ten toon. Edele metalen en edelstenen liet hij er in grote hoeveelheden opslaan. Hoewel de zonnegod een grote verering ten deel viel, geloofden de Inka's ook aan het bestaan van een onzichtbare, scheppende god. Blijkbaar stond deze naar hun mening zo ver weg, dat ze zich verder niet met hem hoefden bezig te houden. De zonnegod echter kreeg vele en vaak zeer kostbare offers aangeboden. Mensenoffers waren daar gewoonlijk niet bij, daarvan was alleen sprake wanneer er een koning was overleden. Dan werd een aantal van zijn dienaren en meest geliefde vrouwen gedood. Het lijk van de koning werd gebalsemd, in de prachtigste gewaden gekleed en vervolgens op een gouden zetel in de grafkamer van de tempel te Cuzco bijgezet.
Van een behoorlijke wetenschapsbeoefening was bij de Inka's geen sprake. Ze kenden geen echte schrift, maar behielpen zich met snoeren van zestig tot zeventig cm lang. Kleine draden hingen er als franje aan. Deze gaven door hun aantal, hun kleur en door de erin gelegde knopen bepaalden getallen en begrippen weer. Door dit knopenschrift of quipu konden eenvoudige berichten doorgegeven worden. Dat was voor de staat die een zo grote macht over zijn onderdanen uitoefende, natuurlijk wel belangrijk. Met hetzelfde doel werd ook een uitgebreid en uitstekend wegennet in stand gehouden. Het enige wegennet overigens in heel het Indiaanse Amerika.
Kort voordat de Spaanse avonturier Pizarro naar Peru kwam met 168 man en 62 paarden, was daar een opvolgingsstrijd uitgebroken. De wettige opvolger van Huascar was de zoon van hem en zijn zuster. Maar Huascar had bepaald dat Atahualpa, een lievelingszoon van ��n van zijn vele bijvrouwen, hem als koning zou opvolgen. Hoewel dit in strijd was met de aloude opvolgingswet, werd de wil van de overleden koning toch gerespecteerd. Beide vorsten regeerden vier jaar lang zonder problemen. Toen ontstond er ruzie en Atahualpa overwon zijn broer in twee veldslagen. Het rijk verzwakte natuurlijk door deze binnenlandse strijd. Pizarro was van de situatie op de hoogte en wist daar gebruik van te maken. Hij nam Atahualpa gevangen en werd in diens plaats heerser van het Inkarijk. De oude beschaving werd door de Spanjaarden op gewelddadige wijze vernietigd.
 


Klik hier om deze pagina als je startpagina in te stellen !

Google
 
Web www.worldexplorer.be
www.infoblog.be
© 2006 - WorldExplorer