Rubriek : De
mens - algemeen
De inrichting van staat en
maatschappij
De Engelsman John
Locke (1632-1705) - zie foto - had in zijn boek Twee
Verhandelingen over de Regering gesteld dat de macht in de staat
gesplitst zou moeten worden. De macht om wetten te maken, de
wetgevende macht, zou bij het volk moeten rusten. Er zouden dan
nooit wetten kunnen komen die het volk beslist niet wilde. De
macht om deze wetten uit te voeren, de uitvoerende macht, zou
moeten berusten bij de koning.
In Frankrijk werd deze gedachte overgenomen en verder uitgewerkt
door Montesquieu (1689-1755). Die voegde er evenwel een
onafhankelijke macht aan toe, de rechterlijke macht. De rechters
moesten onafhankelijk van het volk en de koning de mogelijkheid
hebben overtreders van de wetten te bestraffen.
Deze scheiding in drie machten (wetgevende macht, uitvoerende
macht en rechterlijke macht), ook wel de Trias Politica genoemd,
is de grondslag geworden van staat en maatschappij in de
democratische landen van West-Europa.
In het Frankrijk van na 1700 bleven echter de koningen Lodewijk
de Vijftiende (1715-1774) en Lodewijk de Zestiende (1774-1792)
oppermachtig. Ze regeerden absoluut, wat betekent onbeperkte
heerschappij van de koning, zonder gebonden te zijn aan welke
wetten of voorschriften dan ook. Hierop leverde Montesquieu
felle kritiek in zijn Perzische Brievfen van 1721. Later bracht
hij zijn kritiek op meer wetenschappelijke wijze naar voor in
het boek Over de Geest der Wetten van 1748. Daarin werkte hij
ook zijn gedachten over de scheiding van de machten, de Trias
Politica, nader uit.
De Franse schrijver Voltaire (1694-1778), die eigenlijk
Fran�ois-Marie Arouet heette, stelde zijn scherpe pen geheel in
dienst van de Verlichting. Hij verzette zich onder meer fel
tegen de macht van de rooms-katholieke kerk. Vooral veroordeelde
hij de onverdraagzaamheid van de rooms-katholieke kerk.
Hiertegen keerde hij zich in zijn werk Verhandeling over de
Verdraagzaamheid van 1763. Ten onrechte werd hem van kerkelijke
zijde verweten, dat hij een godloochenaar was. Voltaire geloofde
wel degelijk in God, maar niet in de kerk. Hij was een aanhanger
van het de�sme, dat ervan uitgaat dat God de wereld geschapen
heeft, maar dat alles verder verloopt volgens de natuurwetten.
Dit is een geloofsopvatting die duidelijk in het tijdperk van de
Verlichting thuishoort. In 1751 verscheen in Frankrijk het
eerste deel van de Encyclop�die, die uit zeventien delen zou
gaan bestaan. Het is de beroemdste encyclopedie uit de
geschiedenis, die tot stand kwam onder de leiding van Diderot
(en d'Alembert, die meewerkte tot in 1758 toen deel zeven werd
uitgegeven). Deze encyclopedie was geheel nieuw en omvatte alles
wat er omstreeks 1750 bekend was over kunst, techniek en
wetenschap. Er werd aan meegewerkt door vrijwel alle
vooraanstaande schrijvers en wetenschapsmensen uit die tijd,
zoals Montesquieu, Voltaire en Rousseau.
Jean-Jacques Rousseau (1712-1778), geboren in Gen�ve, was
eveneens ��n van de grote figuren uit het tijdperk van de
Verlichting. Hij leidde een groot deel van zijn leven een
zwervend bestaan. In 1750 won hij een door de Academie van Dijon
uitgeschreven prijsvraag met zijn werk Dialoog over
Wetenschappen en Kunsten. De vraagstelling was of de
ontwikkeling van wetenschappen en kunsten had bijgedragen tot
verbetering van het zedelijk en maatschappelijk gedrag, of niet.
Rousseau meende dat die ontwikkeling alleen maar een ongunstige
invloed had gehad.
In zijn boek Over het Maatschappelijk Verdrag van 1762 zette hij
uiteen, dat de mens aanvankelijk, toen er nog geen wetten en
regels waren, gelukkig was geweest. Pas na het ontstaan van
wetten in de samenleving, na het sluiten van het
'maatschappelijk verdrag', verloor de mens de natuurlijk neiging
tot het goede. In zijn boek Emile van 1762 pleitte Rousseau voor
de terugkeer naar de natuur, dus de afschaffing van alle wetten.
Van de grote denkers uit de tijd van de Verlichting was de
filosoof Rousseau wel degene die de verstandelijke redeneringen
het meest liet be�nvloeden door gevoelens. Rousseau leidde dan
ook een nieuwe stroming in, namelijk de Romantiek.