Rubriek :
Historische figuren
Jacobus I van Schotland
(Dunfermline juli
1394 - Perth 20 of 21 febr. 1437), koning van Schotland van 1406
tot 1437, uit het Huis Stuart, was de zoon van Robert III. In
1406 zond zijn vader hem naar Frankrijk, uit vrees voor de
machtige en intrigerende Robert, hertog van Albany, zijn oom,
maar hij werd op zee gevangengenomen door Engelse zeelui. Aan
het hof van de Engelse koning Hendrik IV ontving hij een
verzorgde opvoeding en hij verwierf er zelfs een zekere faam als
dichter van The kingis quair ('s Konings cahier), een
liefdesallegorie in de oorspronkelijk hoofse traditie van
Chaucer, uit wiens Troilus en Criseyde hij de vorm van de 197
strofen overnam. Men heeft aan hem o.a. nog twee zeer populaire,
zuivere Schotse gedichten, Christis Kirk on the grene en Peblis
to the play, toegeschreven.
Reeds in 1406 werd Jacobus door de dood van zijn vader officieel
koning, maar de hertog van Albany, die het regentschap voerde,
spande zich niet in om hem vrij te krijgen. Pas na diens
overlijden, in 1420, begonnen serieuze onderhandelingen, die in
sept. 1423 leidden tot het in vrijheid stellen van Jacobus tegen
een losgeld van 60!000 zilvermarken. Na in febr. 1424 te zijn
gehuwd met Joan, dochter van John Beaufort, graaf van Somerset,
keerde hij begin april 1424 in Schotland terug. Op 21 mei werd
hij te Scone gekroond. Zijn regering wordt gekenmerkt door
strubbelingen met Engeland (vooral wegens het betalen van het
losgeld), botsingen met de paus en vooral door hevige conflicten
met de adel. Hij werd vermoord door enkele misnoegde edelen.
Jacobus liet behalve een zoon, die hem opvolgde als Jacobus II,
zes dochters na. De oudste, Margaretha, huwde met de dauphin
Lodewijk (XI) van Frankrijk, een andere, Maria, met Wolfert van
Borselen, heer van Vere.