Rubriek : De
mens - algemeen
Japan, het land van de
rijzende zon
Japan, het
eilandenrijk ten oosten van het vasteland van Azi�, was al in de
oude steentijd bewoond. De oudste bewoners zijn waarschijnlijk
de Ainos geweest. Afstammelingen van hen leven nu nog op de
eilanden Hokkaido, Sachalin en de Koerilen. In de loop van de
tijd zijn verscheidene volkeren vanaf het vasteland naar Japan
overgestoken.
De huidige bevolking is dan ook ontstaan uit de vermenging van
al deze volkeren. Voor wat betreft de vroegste geschiedenis van
Japan, zijn we aangewezen op de talrijke legenden. Eerst was er
een 'tijd van goden'. In 660 voor Christus zou Jimmy Tenno, een
afstammeling van de zonnegodin Amaterasu, het Japanse keizerrijk
hebben gesticht.
In
de eerste eeuwen van onze jaartelling was de bevolking van Japan
in talrijke stammen verdeeld. E�n van de stamhoofden wist zich
geleidelijk meer macht te verwerven, zodat hij boven de andere
heersers kwam te staan. De Japanse godsdienst, het sjinto�sme,
stamt uit deze tijd, ontstaan als een reactie op het uit China
afkomstige boeddhisme.
In het sjinto�sme is 'kami' een sleutelbegrip. Alles wat macht
heeft in de natuur, of het nu een goede of een slechte macht is,
valt hieronder. Dat kunnen zowel planten, dieren, mensen als
goden zijn. De invloed van de Chinese beschaving deed zich tegen
het einde van de zesde eeuw na Christus duidelijk gelden. De
Japanners namen het Chinese schrift, de kunst, allerlei
technieken en zeden en gewoonten over. Ze bleken uitstekende
leerlingen te zijn, die zich moeiteloos een andere cultuur eigen
konden maken. Ze wisten deze evenwel een Japans aanzien en een
eigen karakter te geven.
In 645 na Christus namen de Japanners van China het voorbeeld
van de keizerlijke staat over. Het land werd voortaan centraal
bestuurd, dus vanuit ��n plaats. Enige tijd later werd ook de
wetgeving op Chinese lijst geschoeid. De macht van de keizer was
niet altijd even groot. Soms hadden de adellijke
grootgrondbezitters het voor het zeggen.
In het jaar 1643 kwam Japan voor het eerst in aanraking met de
Europese cultuur. Een Portugees handelsschip was door een storm
uit koers geslagen, waarop het zijn heil zocht in een Japanse
haven. De Portugese handelaars stichtten toen enkele
handelsnederzettingen. Enkele jaren later volgden Portugese en
Spaanse missionarissen, die zich ten doel gesteld hadden de
heidense bevolking kost wat kost te bekeren tot het christendom.
De prediking van het christendom had de eerste jaren groot
succes. Omstreeks 1580 telde Japan ongeveer tweehonderd kerken
en 150.000 christenen. Nog geen twintig jaar later waren in
Japan tussen de 500.000 en de 700.000 christenen.
Inmiddels waren de Japanse leiders tot het besef gekomen, dat er
bij de westerlingen niet alleen religieuze motieven speelden
maar ook politieke overwegingen. Het aanvankelijke enthousiasme
bekoelde al snel. De Japanse overheid stelde zich steeds
afwijzender op tegen de Portugese missionarissen.
In het jaar 1587 werd er een verordening van kracht, waarin werd
bepaald dat zij het land moesten verlaten. Hun Spaanse collega's
mochten echter hun taken blijven verrichten. Onenigheid in het
christelijke kamp vormde voor de Japanse leiders tenslotte de
aanleiding, de overijverige bekeerders te vervolgen en het
christendom te verbieden. Dit gebeurde in het jaar 1616. Vele
westerlingen en Japanse christenen lieten sinds die tijd het
leven. Het hoogtepunt van de vervolgingen werd bereikt in het
jaar 1637.
Van veel groter belang dan de betrekking met de Portugezen en de
Spanjaarden zijn de contacten met de Nederlanders geweest. De
basis hiervoor werd gelegd door de stranding van het Nederlandse
schil 'De Liefde', dat in een hevige storm verdwaald was. De
zakelijk ingestelde Nederlanders zagen al spoedig in, dat Japan
grote mogelijkheden bood. Zij trokken lering uit de ervaring van
de Portugezen en de Spanjaarden, en beperkten zich voornamelijk
tot het drijven van handel. Een en ander leidde in het jaar 1639
tot het besluit, dat met uitzondering van Nederlandse en Chinese
schepen geen enkel schip Japan mocht aandoen.
De Hollanders kregen een eigen haven en een klein kunstmatig
eilandje toegewezen. Decima, waar ze hun kantoor mochten hebben.
Het eilandje, slechts 180 meter lang en 72 meter breed, was met
een lange brug verbonden met Nagasaki. Om alle mogelijke
bekeringsactiviteiten tegen te gaan, moesten bijbels en
psalmboeken in verzegelde vaten worden weggeborgen.
Zondagsviering of andere godsdienstoefeningen waren eveneens
verboden. De zakelijk ingestelde Hollanders toonden zich zeer
inschikkelijk, gingen er zelfs mee akkoord dat de roeren van hun
schepen werden weggenomen, zodat ze niet ongemerkt en zonder
toestemming zouden kunnen vertrekken.
De aanwezigheid van de Hollanders op Decima is van niet te
onderschatten betekenis geweest. Godsdienstige opvattingen
mochten dan wel niet langer verbreid worden, maar toepassing van
de westerse wetenschappen en technieken werd oogluikend
toegestaan. Zo slaagden Japanse geleerden erin, op de hoogte te
blijven van de vooruitgang van de wetenschappen in Europa.
Van bijzondere betekenis was de aanwezigheid van de Nederlanders
in de tweede helft van de zeventiende eeuw, met name door de
opkomst van de Ran'gakoe, de 'Hollandse wetenschap'. Hieronder
verstaat men de studie van de westerse wetenschappen, zoals
geneeskunde, sterrenkunde, wis- en natuurkunde, plantenkunde en
krijgskunde. Hiermee werd de grondslag gelegd voor de latere
modernisering van Japan. Deze berust uiteraard voor een groot
deel op een snelle en intelligente overname en aanpassing van
westerse wetenschap en techniek.