Rubriek :
Historische figuren
Jezus Christus van Nazaret
Jezus (7/4 v.C. -
ca. 30 n.C.), Palestijnse jood en religieus leider, van wie de
christelijke kerken belijden dat hij de Christus is, dwz. de
door God gezonden Messias. Zijn naam is de Grieks-Latijnse
weergave van het Hebreeuwse Jesjoea (= Jahwe is redding). De
vier evangelies (Matteus, Marcus, Lucas en Johannes) geven
tezamen het volgende beeld van het leven van Jezus. Hij werd
geboren in Bethlehem als zoon van Maria en Jozef, beiden
afkomstig uit Nazareth. Hij begon zijn publieke optreden na door
Johannes de Doper gedoopt te zijn, verzamelde leerlingen om zich
heen met wie hij predikend, genezend en wonderen doende door
Palestina trok.
Zijn leer, waarin meer nadruk gelegd werd op een liefdevolle
instelling tegenover God en de medemensen dan op een strikte
naleving van de joodse godsdienstige wetten, brachten hem in
conflict met de joodse religieuze leiders. Dezen wisten van het
Romeinse bestuur gedaan te krijgen dat hij ter dood veroordeeld
werd.
Hij werd gekruisigd en begraven en zou volgens de Evangelies na
drie dagen uit de dood opgestaan zijn. Vervolgens zou hij nog
veertig dagen op aarde verbleven hebben, waarna hij naar de
hemel opgevaren zou zijn. Zijn aanspraak de Messias te zijn werd
de aanleiding tot afscheiding van de christelijke kerk van het
jodendom. Het christelijk geloof ziet in Jezus de Zoon Gods,
verlosser en zaligmaker, in wie de heilsprofetie�n van het Oude
Testament werden vervuld.
Over het optreden van Jezus van Nazaret bestaan er uit de
oudheid slechts enkele gegevens van niet-christelijke herkomst:
enige teksten van Suetonius, Plinius, Tacitus, Josephus Flavius
en zinspelingen in de rabbijnse geschriften. De evangelies, die
in de eerste plaats een predikend (verkondigend) karakter
hebben, bevatten vele historische bijzonderheden, waaruit een
levendig beeld van hem oprijst; voor een aaneensluitend
chronologisch verhaal zijn ze echter ontoereikend.
Belangrijke gegevens voor een historische datering van Jezus'
leven en optreden kunnen worden gevonden in het evangelie van
Lucas. Luc. 3:1 - 2 vermeldt dat Johannes de Doper optrad in het
15de jaar van keizer Tiberius, d.i. waarschijnlijk 28 n.C., en
Luc. 3:23 verhaalt dat Jezus ongeveer dertig jaar was toen hij
optrad. Deze gegevens en nog enkele andere (bijv. in Matt. 2:20
inzake Archela�s, van wie bekend is dat hij van 4 v.C. tot 6 n.C.
over Judea en Samaria regeerde, en betreffende Pilatus die uit
buiten-bijbelse bronnen bekend is en van 26 tot 36 n.C.
procurator was) leveren geen precieze datering op, maar
verschaffen toch wel de mogelijkheid de geboorte van Jezus met
een redelijke waarschijnlijkheid te dateren tussen 7 en 4 v.C.
en het begin van zijn optreden omstreeks 28 n.C.
Problematisch blijft het bericht in Luc. 2:1-2 dat Jezus'
geboorte samenviel met de volkstelling van Quirinius, daar deze
volgens andere bronnen op zijn vroegst in het jaar 6 n.C. kan
hebben plaatsgevonden. Over andere chronologische zaken bestaat
er een opmerkelijk onderscheid tussen de synoptische evangelies
enerzijds (Matte�s, Marcus en Lucas) en het evangelie van
Johannes anderzijs, bijv. omtrent de duur van Jezus' optreden in
het openbaar: de synoptici wekken de indruk dat aan een periode
van ruim een jaar moet worden gedacht, terwijl men uit gegevens
in het vierde evangelie betreffende Jezus' aanwezigheid bij
verschillende feesten in Jeruzalem wel tot een tijdvak van zeker
twee tot drie jaar moet besluiten.