Rubriek :
Historische figuren
Johan Willem Friso
(Dessau 14 aug. 1687
- Moerdijk 14 juli 1711), prins van Oranje, vorst van
Nassau-Dietz, zoon van Hendrik Casimir II, stadhouder van
Friesland, Groningen en Drenthe, en van Henri�tte Amalia van
Anhalt-Dessau, verwierf na het overlijden van zijn vader (1696)
het stadhouderschap in de drie gewesten, onder voogdij van zijn
moeder, bezocht de hogeschool te Franeker en die te Utrecht. In
1702 werd hij krachtens testamentaire beschikking van Willem III
diens universele erfgenaam, ook van de titel Prins van Oranje.
Hij nam sedert 1703 deel aan de Spaanse Successieoorlog, werd op
20-jarige leeftijd als stadhouder gehuldigd en bekleedde
sindsdien feitelijk de post van opperbevelhebber, zij het
ondergeschikt aan Marlborough. Hij onderscheidde zich in de Slag
bij Oudenaarde (1708) en bij het beleg van Rijsel. In 1709 trad
hij in het huwelijk met Maria Louise van Hessen-Kassel. In de
Slag bij Malplaquet (1709) voerde hij het bevel over de
rechtervleugel. In 1711 werd hij naar 's-Gravenhage geroepen ter
vereffening van de erfenis van prins Willem III, waarover
geschil bestond tussen hem en de Pruisische koning. Op de tocht
daarheen verdronk hij, doordat de Moerdijkse Veerpont over het
Hollands Diep door de wind omsloeg. Zijn zoon Willem Karel
Hendrik Friso (Willem IV) werd na zijn dood geboren.
Johan Willem Friso volgde Willem III niet in diens
stadhouderschappen op; zelfs werd hij niet toegelaten tot de
Raad van State. Ook de aanvaarding van Willems erfenis vlotte
niet; zowel de koning van Pruisen als de familie Nassau-Siegen
betwistte hem die en hij behield slechts een deel; over Oranje
zelf ontstonden moeilijkheden met de familie Conti, afstammeling
van de Chalons. Deze werd gesteund door Lodewijk XIV, en zo ging
het prinsdom over op deze familie, die de soevereiniteit van de
Franse koning erkende; bij de Vrede van Utrecht (1713) werd dit
bevestigd.