Rubriek :
Historische figuren
Johannes Jensen
Jensen, Johannes
Vilhelm (Fars� 20 jan. 1873 - Kopenhagen 25 nov. 1950), Deens
schrijver, stamde uit een oud boerengeslacht; zijn vader was
dierenarts. Zelf begon hij medicijnen te studeren in Kopenhagen,
maar voltooide de studie niet. Zijn eerste twee romans, Danskere
(1896) en Ejnar Elk�r (1898), ademen de decadente geest van het
Scandinavische fin de si�cle. Vrijwel gelijktijdig schreef hij
zijn ruig-realistische streeknovellen Himmerlandshistorier (3
dln., 1898-1910; keuze in Ned. vert. 1964). De historisch
gesitueerde roman Kongens fald (3 dln., 1900-1901; Ned. vert.:
De val van de koning, 1979), een hoofdwerk uit de nieuwere
Deense letterkunde, heeft een sterk symbolische inslag. Jensens
eerste dichtbundel (1906) werd voor de ontwikkeling van de
moderne Deense lyriek van fundamentele betekenis.
Een jaar later kwamen zijn eerste 'mythen' uit: prozaschetsen
van verschillende inhoud, die hij tot een geheel eigen literair
genre wist te maken, Myter (1907-1916 en 1924-1944; keuze in
Ned. vert. 1964) en Mytens ring (1957). Tussen 1908 en 1922
publiceerde hij een reeks van zes romans (in 1936 verzameld
onder de titel Den lange rejse), waarin Jensen de
ontwikkelingsgeschiedenis en de omzwervingen te boek heeft
gesteld van het zgn. 'gotische' ras, waartoe volgens hem de
Jutlanders en de Angelsaksen behoorden. De cyclus begint in de
voorglaciale periode en eindigt met de ontdekking van Amerika
door Columbus. Het werk getuigt, naast zwakheid in de compositie
en aanvechtbaarheid van de rassentheorie�n, van een grootse
beeldende fantasie. De romans die hij in de jaren dertig
schreef, kunnen zich op generlei wijze meten met zijn vroege
werk. In 1944 werd hem de Nobelprijs voor letterkunde toegekend.