Rubriek :
Historische figuren
John Cage
Cage, John Milton
jr. (Los Angeles 5 sept. 1912 - New York 12 aug. 1992),
Amerikaans componist, dichter, graficus en essayist, verbleef in
Europa (1930-1931) en studeerde in New York bij Cowell
(1933-1934; o.m. niet-Westerse muziek) en in Los Angeles bij
Arnold Sch�nberg (1934). Na zijn studie werkte hij als dirigent
van een slagwerkensemble en als componist-begeleider van
balletgezelschappen. In Seattle leerde hij de choreograaf Merce
Cunningham kennen, met wie hij in de volgende jaren veel zou
samenwerken. Al in een vroeg stadium ontwikkelde Cage een
esthetiek die aan het begrip muziek een ruimere inhoud gaf.
Naast gefixeerde tonen konden naar zijn idee ook ruisklanken en
stilte muzikaal geordend worden. Deze elementen gingen in zijn
composities vanaf ca. 1938 een belangrijke rol spelen. Uit deze
periode dateren veel stukken voor slagwerk en voor prepared
piano: een gewone piano waarin tussen de snaren houten, metalen
of rubberen voorwerpen zijn aangebracht, waardoor de klankkleur
en de toonhoogte van de aangeslagen snaren worden be�nvloed.
Omdat met dergelijke instrumenten vaak geen exacte toonhoogten
konden worden gerealiseerd, en er dus ook geen sprake kon zijn
van melodie of harmonie, werd het materiaal gestructureerd door
middel van terugkerende ritmische patronen, een proc�d� dat aan
niet-Westerse muziekvormen was ontleend.
Vanaf 1951 gingen toevalsoperaties een rol spelen in de muziek
van Cage. De achtergrond hiervan vormde zijn overtuiging dat men
klanken niet moest onderwerpen aan causale structuren, zoals dat
tot dusver in de westerse muziek gebruikelijk was, maar hun
eigen expressie moest zien bloot te leggen. Dat gold ook voor
geluiden uit het dagelijks leven, die Cage in toenemende mate in
zijn muziek verwerkte. De toevalsoperaties werden aanvankelijk
alleen toegepast tijdens het componeren, in de vorm van het
werpen van muntjes of het gebruik van de I-tjing, maar later ook
tijdens de uitvoering zelf: aan de uitvoerenden werden bepaalde
beslissingen overgelaten, bijv. de keuze van het tempo of de
volgorde van compositie-onderdelen (Concert voor piano en
orkest). Deze ontwikkeling culmineerde in grafische partituren
die de musicus naar believen kon interpreteren (Variations).
Daarmee werd een verhouding tussen 'werk' en 'uitvoering'
geschapen waarin, artistiek gezien, alleen het laatste telt. Met
deze idee�n kwam Cage in 1958 naar Europa, waar ze grote
opschudding veroorzaakten. Hun invloed was echter het grootst in
de Verenigde Staten, waar ze door een hele generatie kunstenaars
werden overgenomen.
Sinds de jaren zestig streefde Cage het ideaal na van een
verruiming van artistieke activiteiten. Hij werd de schepper van
een nieuw soort muziektheater, waarin muziek, beeld, licht en
beweging ge�ntegreerd zijn en de werkverdeling tussen musicus,
muzikaal leider, acteur en presentator volledig is afgeschaft.
Tevens begon hij zich te profileren als graficus, een tendens
die zich sindsdien doorzette. Uit de jaren zeventig en tachtig
dateren een aantal 'tekstcomposities': mengvormen van muziek,
literatuur en beeldende kunst, die voor een deel uit citaten
zijn opgebouwd en die als hoorspelen werden uitgevoerd. De
muziek die Cage in deze laatste periode schreef, laat een
gedeeltelijke terugkeer zien naar conventionele notatievormen.
Een belangrijke ontwikkeling was het gebruik van citaten uit
werken van andere componisten, zoals in Europeras 1 & 2.
Toevalsoperaties bleven daarbij een rol spelen.