Rubriek :
Dier - algemeen
Jungle-dieren
De tropische
regenwouden van het Congobekken in Afrika beslaan niet zo'n
enorm gebied als de regenwouden van Zuid-Amerika en ze liggen
naar verhouding veel verder naar het noorden van het continent.
Er zijn echter veel overeenkomsten met de bossen van het
Amazonebekken. Er is een dicht bladerdak waardoor er op de grond
een gelijkmatig, gedempt licht heerst. De vochtigheidsgraad en
de temperatuur zijn in het oerwoud opmerkelijk stabiel. De
weelderige plantengroei op de grond en in de hoge bomen
verschaffen aan veel diersoorten een overvloed aan voedsel.
Tussen
de dicht op elkaar staande bomen en de ondergroei is niet veel
ruimte. Daardoor zijn de kleinere diersoorten in het voordeel.
Toch leven er in het oerwoud ook veel grote dieren, zoals
olifanten, nijlpaarden en buffels, die zich krakend een weg
banen door het struikgewas. De grote dieren van het oerwoud zijn
echter klein vergeleken met hun in de savanne levende
soortgenoten. De bosolifant bijvoorbeeld wordt maar 2,7 meter
hoog, terwijl de savanne-olifant een hoogte kan bereiken van wel
vier meter. In de moerassige delen van de jungle leeft een
dwergolifant. Hij wordt niet meer dan ongeveer twee meter hoog
en draagt kleine slagtanden. Maar als is hij nog zo klein, hij
is zeer strijdlustig. Er is ook een dwergnijlpaard. Het is maar
75 cm hoog. Dat is ongeveer half zo hoog als de in moerassen
levende nijlpaardsoort. Het dwergnijlpaard weegt maar 270 kg,
ongeveer een vijfde van wat het gewone nijlpaard weegt.
Ook de giraffe heeft een familielid in het oerwoud, namelijk de
okapi (zie foto). Dit merkwaardige dier heeft een verlengde hals
en een van zijn schoften naar zijn staart benedenwaarts aflopend
lichaam. Daardoor lijkt hij op de giraffe. Hij is echter veel
kleiner en zijn vacht heeft niet hetzelfde patroon. De okapi
heeft niet de donkere vlekken die de giraffe over zijn hele
lichaam vertoont, maar hij is kastanjebruin gekleurd en heeft
donkerder bruine schoften. Zijn bovenbenen zijn witgestreept en
de rest van zijn benen is wit. De okapi heeft net als de giraffe
een lenige hals. Zijn hals is echter niet langer dan die van een
antilope. Zijn oren zijn groot in verhouding tot zijn kop en
zijn vermoedelijk mede verantwoordelijk voor zijn scherp gehoor.
De okapi is net als de giraffe een knabbelaar. Hij heeft een
soortgelijke grijptong, waarmee hij de bladeren gemakkelijk van
de bomen kan plukken. Bovendien kan hij met die tong moeilijk
bereikbare lichaamsdelen, zoals ogen, wassen.
De
verschillende in het oerwoud levende antilopensoorten kunnen
vaak geen gras vinden en eten dan net als de okapi's bladeren.
E�n van die antilopen is de bruin en wit gestreepte bongo (zie
foto). Hij is met zijn 1,2 meter hoge schoften de grootste
bosantiloop. Verder vindt men in het oerwoud de veel kleinere
duikerantilopen, die voorzien zijn van kleine naar achteren
gerichte oortjes, om niet in de takken van de struiken te
blijven steken. En min vindt er het dwergbokje. Het is de
kleinste holhoornige ter wereld. Het dwergbokje is niet groter
dan een konijn. Hij heeft alleen wat langere poten. Verder leeft
er het waterdwerghert, het kleinste herkauwende zoogdier. Het
lijkt griezelig veel op de in Zuid-Amerika levende agoeti, een
knaagdier. Het waterdwerghert heeft geen hoorns of gewei. Het
mannetje heeft echter uitzonderlijk lange hoektanden. Het zijn
eigenlijk meer een soort van slagtanden. Ze steken tot ver
beneden de onderlip uit en zijn scherpe wapens.
Er zijn ook twee zwijnensoorten die zich aan de tropische bossen
van Afrika hebben aangepast. Het zijn het penseel- of
rivierzwijn en het reuzenboszwijn. Ook penseelzwijnen zijn
voornamelijk tijdens de nacht actieve dieren. Ze leven bij
voorkeur in de buurt van water. Het zijn geoefende zwemmers.
Overdag rusten ze in het struikgewas of in het riet. Tijdens de
nacht zwerven ze in groepen van maximaal twintig stuks door de
ondergroei en eten wortels, bessen en ander plantaardig voedsel
en ook insecten, eieren en soms slangen.
Het reuzenboszwijn is nog niet zo lang geleden ontdekt, namelijk
in 1904. Het is het grootste levende varken, maar het heeft
kleinere slagtanden dat het nauw verwante knobbelzwijn. Het
reuzenboszwijn wroet (anders dan het penseelzwijn) niet in de
grond om voedsel te zoeken, maar eet bladeren, van de bomen
gevallen vruchten, kleine zoogdieren, vogels en gras als dat
voorhanden is.