De
kapgier
Orde
: Falconiformes - familie : Accipitridae -
geslacht : Necrosyrtes en soort : Kapgier. De
kapgier wordt geplaatst binnen zijn eigen
geslacht, maar is nauw verwant aan de Egyptische
aasgier.
Als eeuwige opportunist doet de kapgier het
overal goed, van grasachtige savannes tot
halfwoestijnen en stedelijke gebieden. In
tegenstelling tot veel van zijn familieleden, is
hij niet bang voor mensen en komt hij volop voor
in de buurt van menselijke leefgebieden. Te zwak
om zelf karkassen open te rijten, moet hij afval
eten of wachten totdat grotere roofvogels
arriveren om te eten.
Kapgieren leven in paren, ontwikkelen sterke
banden en slapen het hele jaar samen. Ze broeden
vlak na de regentijd. Er is geen duidelijk
paringsritueel, maar het paar zweeft en cirkelt
dicht naast elkaar boven de nestplaats, vaak een
grote apebroodboom of kapokboom die jaar na jaar
gebruikt wordt. Er wordt maar ��n ei gelegd, wat
het vrouwtje ongeveer zeven tot acht weken
uitbroedt. In deze tijd voedt het mannetje haar
met uitgebraakt vlees dat hij aan de rand van
het nest achterlaat. Beide ouders zoeken eten
voor het kuiken dat wel honderd dagen op het
nest blijft en voor het eerst vliegt wanneer het
achttien tot negentien weken oud is. Jonge
dieren verschillen van de volwassene doordat ze
een bruine muts van dons hebben.
De kapgier kan niet wedijveren om een karkas met
zwaargewichtgieren en grote roofvogels. Af en
toe maakt hij ruzie om een stuk vlees te pakken
te krijgen, maar hij wordt snel weer weggejaagd.
Zijn uitstekende snavel stelt hem in staat om
vlees af te knabbelen van botten die andere
gieren hebben achtergelaten. Naast kadavers
verslindt de kapgier allerlei soorten eetbare
troep op markten, slachthuizen en vuilnisbelten.
Ook volgt hij mensen die op het veld werken, hij
grijpt vette larven uit de pas omgewoelde aarde
en pikt grote insecten op zoals sprinkhanen. Bij
laag tij langs de kust, voedt hij zich met
mosselen, krabben en dode vis. Maar het meest
ongebruikelijke eten op het gierenmenu is
misschien wel mest, waaronder zelfs menselijke
uitwerpselen.
Tegen het midden van de ochtend bevindt de
kapgier zich al in de lucht, verscheidene uren
eerder dan andere giersoorten die moeten wachten
op de vorming van sterkere thermieken. Hij
zweeft moeiteloos op zijn vleugels en brengt
vele uren per dag door met het afspeuren van het
landschap onder hem.
Wijder verspreid dan welke Afrikaanse gier ook,
komt de kapgier regelmatig voor buiten open
vlaktes en heuvels, bijvoorbeeld in bosland,
open stukken bos en bij kusten. In gezelschap
van zwarte wouwen is hij vaak te vinden in
stedelijke gebieden in het grootste deel van
Oost- en West-Afrika.
|