Rubriek :
Historische figuren
Karel II van Engeland
(Londen 29 mei 1630
- aldaar 2 febr. 1685), koning van Engeland, Schotland en
Ierland van 1660 tot 1685, uit het Huis Stuart, zoon van Karel
I, vluchtte in 1646 met zijn moeder naar Frankrijk. In 1650 werd
hij door de Schotten als koning erkend en 1 jan. 1651 als
zodanig gekroond, maar na de Slag bij Worcester (3 sept. 1651)
moest hij weer de wijk nemen naar het continent. Hij verbleef
eerst in Frankrijk, ging vervolgens naar Keulen en daarna naar
Holland. Daar vond hij steun bij zijn zuster Maria Henri�tte.
Van Holland en van de Zuidelijke Nederlanden uit bleef hij
betrekkingen met de royalisten in Engeland onderhouden. Nadat
het Lange Parlement in 1660 besloten had de Stuarts op de troon
te herstellen, zond het een deputatie naar Brussel, waar Karel
toen verbleef, om hem van de voorwaarden voor de restauratie in
kennis te stellen. Bij de declaratie van Breda (4 april 1660)
beloofde Karel algemene amnestie, een grote mate van
godsdienstvrijheid en erkenning van de bezitsverschuivingen die
door de burgeroorlog waren ontstaan. Een voorlopig parlement
werd gekozen, dat met Karels declaratie akkoord ging en hem in
mei tot koning uitriep. Op 29 mei 1660 deed Karel zijn intocht
in Londen. De restauratie nam in de eerste maanden een gematigd
karakter aan. Op 29 dec. 1660 werd het Convention Parliament
ontbonden. Daarna kwam het te Londen tot enig verzet van een
puriteinse groep. Nadat dit was onderdrukt, begon pas de ware
reactie tegen het puritanisme en de democratische tendensen van
het afgelopen tijdvak (o.a. een uitbundig mondain leven). Op 8
mei 1661 kwam het Cavalier Parliament, een overwegend
royalistisch parlement, bijeen. De binnen- en buitenlandse
politiek, alsmede de politiek tot herstel van de macht van de
Anglicaanse Kerk werden in de eerste jaren geheel beheerst door
Edward Hyde Clarendon. Intussen begonnen zij die de koning
persoonlijk en in politiek opzicht het naast stonden, hem steeds
meer te sterken in zijn absolutistische en rooms-katholiserende
neigingen. Na het ontslag van Clarendon en het optreden van het
Cabal-ministerie begon Karels sympathie voor absolutisme en
rooms-katholicisme duidelijk aan de dag te treden. Op 15 maart
1672 vaardigde Karel de Declaration of Indulgence uit, die ten
doel had zowel aan non-conformisten als aan katholieken enige
verruiming van rechten te geven. Het parlement reageerde hierop
echter fel en dreef de Test Act door (1673), het begin van grote
spanningen tussen koning en parlement. In de nu volgende periode
was Danby Karels belangrijkste vertrouweling.
Het Popish Plot (zie Titus Oates) en de agitatie tegen Danby
leidden tot de ontbinding van het Cavalier Parliament, dat in de
loop der jaren meer en meer tegen de koning in oppositie was
gekomen (24 jan. 1679). Tijdens de zitting van het volgende
parlement (6 mei 1679-27 mei 1680) begon de strijd om het al of
niet uitsluiten van Karels katholieke broer (Jacobus II) van de
troonopvolging. De aanneming van de Habeas Corpus Act betekende
een grote overwinning voor het parlement. Op 7 okt. 1679
verdaagde Karel het parlement eigenmachtig. Na het parlement
definitief te hebben ontbonden, moest hij het in okt. 1680 uit
geldverlegenheid weer bijeenroepen. Het Lagerhuis nam toen een
wet aan waarbij Jacobus van de troonopvolging werd uitgesloten,
maar het Hogerhuis verwierp deze wet. Toch ontbond Karel het
parlement, om op 21 maart 1681 te Oxford een nieuw te laten
bijeenkomen. Toen dit echter weer de kwestie van de uitsluiting
te berde bracht, werd het de 28ste reeds ontbonden. Karels
voornaamste politieke tegenstanders begonnen nu tegen hem te
complotteren, maar zij deden dit op zulk een onvoorzichtige en
onberaden wijze, dat Karel eindelijk de gelegenheid kreeg zijn
vijanden een zware slag toe te brengen.
Londen, dat bij de samenzwering betrokken was, verloor zijn
charter, evenals 65 andere steden.
In zijn buitenlandse politiek keerde Karel zich in de eerste
plaats tegen de Verenigde Nederlanden en leunde hij aan tegen
Lodewijk XIV, die hem in financieel opzicht steun verleende (zie
Triple Alliantie, Geheim Verdrag van Dover).
Karel was in 1662 gehuwd met Catharina van Bragan�a. Hij stierf
als katholiek. Van nature was hij een groot levensgenieter, een
verkwister en een onverzadigbaar eroticus (van zijn talloze
ma�tresses zijn Nell Gwynn, Barbara Cleveland en Louise de
K�roualle het bekendst geworden). In de laatste tijd heeft men
echter meer oog gekregen voor de meer ernstige onderstromingen
in zijn wezen en zijn opvattingen, voor zijn vroeger nooit naar
waarde geschatte kwaliteiten als politicus en voor zijn
patronage van kunsten (literatuur, architectuur, zie
Restauration) en wetenschap (zie ook Royal Society).
Karel Eduard, bijgenaamd Bonnie Prince Charlie (Rome 31 dec.
1720 - Florence 31 jan. 1788), pretendent naar de Engelse kroon,
uit het Huis Stuart, was de zoon van Jacobus Eduard en wordt wel
The Young Pretender genoemd (zie jacobieten), omdat hij in 1744
nog eens een poging deed de Stuarts in Engeland te herstellen:
een landing in Engeland (1744) mislukte dadelijk, een in
Schotland had eerst succes (1745), maar eindigde met de
nederlaag bij Culloden (16 april 1746). Hij leidde daarna een
ongebonden leven in Frankrijk en Itali�; zijn vrouw, gravin
Louise van Albany, was de geliefde van Vittorio Alfieri.