Rubriek :
Historische figuren
Karel IV van Duitsland
(Praag 14 mei 1316 -
aldaar 29 nov. 1378), Duits koning van 1346 tot 1378 en Duits
keizer van 1355 tot 1378, uit het Luxemburgse Huis, was de
oudste zoon van Jan de Blinde, koning van Bohemen. Reeds in 1333
werd hij door zijn vader belast met het bestuur van Bohemen en
Moravi�. Zijn vader, gesteund door paus Clemens VI en de Franse
koning Filips VI van Valois, wist te bewerken dat Karel te Rense
door vijf keurvorsten gekozen werd tot tegenkoning van Lodewijk
IV de Beier (11 juli 1346). Voorwendsel en aanleiding daartoe
was het feit dat keizer Lodewijk aan zijn tweede vrouw,
Margaretha van Henegouwen, de graafschappen Holland, Zeeland en
Henegouwen in leen had gegeven. Toen keizer Lodewijk IV
overleden was (11 okt. 1347), wist Karel door een handige
huwelijkspolitiek het volledige keurvorstencollege op zijn hand
te krijgen. Van jan. tot mei 1349 had hij nog te kampen met de
tegenkoning Gunther van Schwarzburg. Deze verzaakte echter zijn
rechten, nadat Karel hem een som van 20.000 mark had betaald (26
mei 1349), en overleed kort daarop (14 juni 1349).
In tegenstelling tot zijn vader, de avontuurlijke en
oorlogszuchtige Jan de Blinde, was Karel IV realist. Hij zag
duidelijk in dat de keizerlijke macht nog slechts weinig te
betekenen had. Hij had er dan ook geen bezwaar tegen de paus te
beloven zich niet te mengen in de Italiaanse aangelegenheden.
Wel verbleef hij in 1354 en 1355 op verzoek en aangelokt door
het geld van machtige families, o.a. de Visconti's, in Itali� en
liet er zich tot koning van Itali� (Milaan, 6 jan. 1355) en tot
Duits keizer (Rome, Paasdag 5 april 1355) kronen. Het volgende
jaar vaardigde hij de Gouden Bul uit, waarbij de modaliteiten
voor de verkiezing van de Duitse koningen in detail geregeld
werden. Omgekocht door Karel riepen de keurvorsten zijn zoon
Wenceslas (Wenzel) in 1376 tot Rooms-Duits koning uit.
De aandacht van Karel IV ging vooral uit naar de uitbreiding en
de welvaart van zijn erflanden en de versteviging van de macht
aldaar. Zijn eigen vier huwelijken en die van zijn kinderen
waren hem hierbij zeer nuttig. Hij was zeer intelligent en had
aan het Franse hof een verzorgde opvoeding gekregen. Hij
bevorderde in Bohemen en Moravi� de Franse en Duitse cultuur en
stichtte de universiteit van Praag (1348). Door Duitse en
Italiaanse architecten liet hij Praag aanzienlijk vergroten (de
huidige Nieuwe Stad) en verfraaien; ook de oude burcht, de
Hradcany, uit de 9de eeuw, werd geheel verbouwd.