Rubriek :
Historische figuren
Karel V
(Gent 24 febr. 1500
- San Yuste 21 sept. 1558), keizer van het Heilige Rooms-Duitse
Rijk van 1519 tot 1558, koning van Spanje (als Karel I) van 1516
tot 1556, uit het Huis Habsburg, was een zoon van Filips de
Schone en Johanna de Waanzinnige. Karel, v��r zijn
mondigverklaring voluit Karel van Luxemburg geheten, werd ten
gevolge van zijn vaders dood op 25 sept. 1506 vorst van de
meeste Nederlandse gewesten. Op uitnodiging van de
Staten-Generaal, in nov. 1506 bijeengekomen onder leiding van
Willem van Cro�, heer van Chi�vres, aanvaardde Karels grootvader
van vaderskant, keizer Maximiliaan I, het regentschap, waarvan
hij de uitoefening opdroeg aan zijn dochter Margaretha, weduwe
van Philibert van Savoye. Zij werd bijgestaan door een regerings-,
tevens voogdijraad uit de hoge adel; Chi�vres, Jan III van
Bergen-Glymes en Hendrik III van Nassau waren de voornaamste
leden. Aan Margaretha's hof te Mechelen werd Karel vooral
onderwezen en opgevoed door Adriaan Florisz. Boeyens (de latere
paus Adrianus VI). Niet geheel van harte stelde de landvoogdes
hem in 1509 de genoemde Chi�vres ter zijde. Vooral uit
ongerustheid over Margaretha's aansturen op een gewelddadige
oplossing van het probleem-Gelre (dat zijn zelfstandigheid wilde
bewaren) ondernam de Chi�vres-factie in 1514 pogingen bij
Maximiliaan tot meerderjarigverklaring van de jonge Karel. Door
geldschenkingen werd de keizer bewogen tot het voldoen aan dit
verlangen en zo werd Karel nog voor zijn 15de verjaardag, nl. op
5 jan. 1515, te Brussel door de Staten-Generaal als soeverein
gehuldigd. Voorlopig resulteerde dit in dictatuur van de
Chi�vres-factie, want de jonge landsheer was het tegendeel van
vroegrijp en zeker niet hoogbegaafd. Van culturele
belangstelling gaf hij ook later nauwelijks blijk: humanisme en
renaissance lieten hem vrijwel onberoerd. Hij sprak moeilijk,
lispelde en stotterde; de enige taal die hij sprak, was Frans;
Latijn en Nederlands waren hem niet geheel vreemd, maar Duits,
Spaans en Italiaans heeft hij nooit geleerd. Eerst op den duur
leerden vrienden en vijanden inzien, dat deze hard werkende,
vrijwel humorloze man leefde uit de overtuiging door goddelijke
uitverkiezing verheven te zijn boven alle schepselen. Het blijft
moeilijk uit te maken in hoeverre hij een creatief aandeel had
in de evoluties die onder zijn regering een nieuw hoofdstuk in
de geschiedenis van de mensheid inluidden. Zeker tot 1530 was
hij sterk afhankelijk van raadslieden.
Nauwelijks met de regering over de meeste Nederlandse gewesten
belast, zag Karel zich door de dood van zijn grootvader van
moederszijde, Ferdinand van Arag�n, genoodzaakt ook de Spaanse
kroon (Arag�n, Cataloni�, Valencia, Castili� en Navarra) te
aanvaarden. Hij deed dit op 5 april 1516 te Brussel, maar
vertrok eerst in het najaar van 1517 naar Spanje met een gevolg
van Nederlandse groten, aan wie hij sleutelposten in het Spaanse
staatsbestel toevertrouwde, o.a. Adriaan Florisz. Boeyens en
Chi�vres. Laatstgenoemde had onder de invloed van Margaretha,
die het verloren terrein gaandeweg heroverd had en 1 juli 1519
weer landvoogdes zou worden, een evolutie doorgemaakt die hem
een steunpilaar van Karels dynastieke politiek deed worden. Na
zijn dood in 1521 werd de eerste plaats bij Karel tot 1530 toe
ingenomen door Mercurio di Gattinara (1465-1530), sinds 1518
Karels grootkanselier, die de afbraak van de feodale
staatsstructuur, speciaal de annulering van de 'privilegi�n', en
de consolidatie van het monarchaal absolutisme nastreefde. Nadat
Karels grootvader, keizer Maximiliaan I, op 12 jan. 1519 was
overleden, was zijn streven gericht op het verwerven van het
Duitse keizerschap. Hij had ten minste drie mededingers: de door
paus Leo X gesteunde Franse koning Frans I, zijn eigen jongere
broer Ferdinand, uitverkorene van hun tante Margaretha, en
Frederik de Wijze van Saksen. Eenmaal gezwicht voor het
eerstgeboorterecht, wist Margaretha, vooral dankzij Gattinara's
diplomatieke machinaties die de Augsburgse Fuggers en enige
Italiaanse bankiers noopten tot het fourneren van voldoende
gelden om de keurvorsten om te kopen, Karels verkiezing door te
drijven, onder vooruitzien naar een vereffening van de zeer
gecompliceerde erfenis van Maximiliaan. Tegen concessies van de
kant van zijn tante, zijn broer en zijn vier zusters stemde de
keizer in met het op 21 april 1521 te Worms gesloten Habsburgse
Verdelingsverdrag, waarbij de Oostenrijkse erflanden (met
uitzondering van het zgn. V��r-Oostenrijk, de kiem van de
Habsburgse 'huismacht': Elzas, Breisgau, Vorarlberg e.a., dat
met Bourgondi� moest worden verenigd) aan Ferdinand werden
afgestaan. De conceptie van een Habsburgse wereldhegemonie was
nu, mede dankzij Margaretha, dichterbij haar verwezenlijking dan
tevoren: in 1521 was Karel keizer, koning van Spanje en vorst
van de meeste Nederlandse gewesten; Ferdinand verwierf door zijn
huwelijk de kronen van Hongarije en Bohemen; zijn zusters waren
koninginnen van Denemarken, Noorwegen en Zweden, Portugal en
Frankrijk of stonden op het punt het te worden. Frankrijk
dwarsboomde echter het Habsburgse streven naar wereldmacht en
naar een keizerschap dat als hoofd van de christenheid
fungeerde.
De keizerskeuze van 1519 had een onoverbrugbare kloof geschapen
tussen Karel en Frans I (sedert 1530 Karels zwager). Een reeks
oorlogen, waarvan territoriale aanspraken op Itali� (speciaal
Napels en Milaan) de inzet vormden, was de demonstratie daarvan.
Doordat de vete ook de conclaven beheerste, bepaalde zij tevens
Karels verhouding tot de H. Stoel. Op zichzelf was deze
eenvoudig: het pauselijke leergezag was voor Karel buiten kijf,
maar aan het hoofd van de Kerk ontzegde hij elk recht op
politieke bemoeienis, tenzij conform de keizerlijke richtlijnen.
Op de francofiele Leo X (1513-1521) volgde Karels
oud-leermeester Adrianus VI (1522-1523), maar diens opvolger
Clemens VII (1523-1534), als keizersgezind gekozen, was een
onbeholpen figuur, die na lang weifelen in de eerste twee
oorlogen tussen Karel V en Frans I (1521-1526 en 1526-1529) de
Franse zijde koos; dit leidde tot de beruchte terreurbezetting
van Rome, Sacco di Roma (1527). Sindsdien heerste Karel
oppermachtig in Itali� en over de H. Stoel: de diep vernederde
Clemens VII kroonde de keizer op 24 febr. 1530 te Bologna. De
curie wist de paus er echter van te weerhouden te zwichten voor
Karels aandrang tot het bijeenroepen van een concilie. Rome was,
als altijd, beducht voor conciliaristische tendensen en
veronderstelde, niet ten onrechte, dat de keizer zou aansturen
op een zo ver mogelijk gaand vergelijk met de lutheranen. De
Habsburgers achtten een radicale binnenkerkelijke hervorming de
enige remedie tegen schismatieke strevingen. Karel liet zich in
dezen leiden door ervaringen in Spanje, waar kardinaal Ximenes
(1436-1517) geheel buiten Rome om een hervorming tot stand had
gebracht, die op een grootse zuivering neerkwam en het
totalitair karakter van het Spaanse katholicisme voor eeuwen
bepaalde. Deze procedure begon Karel V na 1520 ook op de
Nederlanden toe te passen, maar hij vond hier bij civiele en
geestelijke autoriteiten niet de geestdriftige medewerking die
de Spanjaarden verleend hadden, en vooral weinig sympathie voor
de landsheerlijke Inquisitie die hij in 1523 vergeefs poogde in
te voeren. In het rijk werd de Reformatie steeds meer een heet
hangijzer. Zijn aandrang bij de H. Stoel tot een compromis werd
hem in Rome echter niet in dank afgenomen. Enerzijds valt niet
te ontkennen dat een vroegtijdiger toepassing van Karels
methoden (o.a. invoering van strenge observantie in de kloosters
en contingentering van hun aantal) de Contrareformatie versneld
zou hebben, anderzijds is het even waar, dat Karel tevens een
suprematie over de Kerk nastreefde, die haar tot een instrument
van zijn Habsburgs imperialisme zou maken. Zijn aandrang op paus
Paulus III (1534-1549) om in het Concilie van Trente de
'hervormingsdecreten' voorrang te geven op de dogmatische lijkt
meer Erasmiaans dan hij was: aan een in zijn geest 'hervormd'
katholicisme had hij stellig een alleenrecht van bestaan willen
toekennen. Voor heel zijn totalitaire politiek heeft de Spaanse
reconquista, d.i. de uitroeiingscampagne tegen Moren en joden,
model gestaan. Hij heeft deze politiek in Spanje kunnen
doorzetten dankzij het voorbereidende werk van de 'katholieke
koningen', maar is in de Nederlanden daarmee niet ver gekomen.
Daar belette hem de financi�le afhankelijkheid van
Statencolleges, die zijn 'beden' moesten inwilligen, een
consequent optreden. Toch is het door hem beraamde en pas in
1559 uitgevoerde plan van een nieuwe kerkelijke indeling een
symptoom van hetzelfde streven dat hij in Spanje effectueerde.
Karels regering is voor de Nederlanden niet heilzaam geweest,
doordat hij ook de door de tijd ge�iste nuttige
unificatiemaatregelen in de rechtspraak en het belastingwezen
niet heeft kunnen doorvoeren. Stedelijke opstanden, soms ware
hongeroproeren, getuigen van dit falen: o.a. in 1522-1524 in
Leuven en Mechelen, in 1525 te 's-Hertogenbosch, in 1525-1528 te
Utrecht, in 1529 te Kampen, in 1532 te Brussel en van 1532 tot
1540 bijna doorlopend te Gent, waartegen hij in 1540 een wrede
strafexpeditie ondernam. Omwille van zijn 'beden' danste hij
naar de pijpen van de grote kooplieden en offerde hij de
belangen van een in verdrukking rakende textielindustrie op aan
het 'porto franco'. Zijn afhankelijkheid van de Antwerpse
zakenwereld belette hem het realiseren van een project van
belastingheffing op handelstransacties. Daardoor liet hij zijn
zoon een verouderd belastingstelsel na, dat de rijken ontzag en
vooral de landbouwers, inclusief de lagere adel, deed
verpauperen. In territoriale zin heeft zijn regering historische
betekenis door de definitief gebleken afpaling van het gebied
van de 'zeventien Nederlandse provinci�n'.
Onder hem zijn Friesland (1524), Utrecht en Overijssel (1528),
Groningen (1536), en eindelijk Gelderland (1543) voorgoed aan de
erflanden toegevoegd en in 1548 gaf hij het geheel als
Bourgondische Kreits een eigen status in het rijk.
Als keizer heeft Karel gedurende heel zijn leven geworsteld met
de opkomende Reformatie in haar correlatie met politieke en
sociale problemen. De Rijksdag te Worms (1521), de Ritterkrieg
(1522-1523), de Bauernkrieg (1524-1525), de Rijksdagen van
Spiers (1526 en 1529) en Augsburg (1530), de Schmalkaldische
Oorlog (1546-1547), de hem afgedwongen godsdienstvredes van
Neurenberg (1532) en Augsburg (1555) zijn fasen in een proces
dat uitliep op een capitulatie voor de stelregel cuius regio
eius religio. Hij redde daarmee de rijkseenheid, maar met
opoffering van zijn absolutistische doelstellingen. De droom van
het wereldkeizerschap was afgestuit op Frankrijks
zelfhandhaving, maar ook binnen het rijk bleek deze een
hersenschim. Dit lag reeds besloten in de hem in 1519
afgedwongen 'Wahlkapitulation'. Op initiatief van Gattinara
poogde hij de hem daarmee afgeperste heroprichting in 1521 van
het Reichsregiment, embryo van een standenvertegenwoordiging,
aan zijn centralisatiestreven dienstbaar te maken, maar zijn
eerste successen in deze richting leidden tot de ontbinding van
het college in 1531. Een duurzame winst was echter het door dat
Reichsregiment voorbereide, maar eerst in 1532 door de Rijksdag
ingevoerde Rijksstrafwetboek, de Carolina, die tot 1750 van
kracht bleef. Ook het Reichskammergericht, eveneens in 1521
heropgericht, heeft zich weten te handhaven. Een ander terrein
waarop onder Karel V een en ander bereikt werd, is dat van het
krijgswezen. Hij gaf aan de bij Karel de Stoute begonnen opgang
naar het staande leger van beroepssoldaten meer vaart en
vermeerderde het aantal van de goed gedisciplineerde 'benden van
ordonnantie'. Over het algemeen echter heeft hij als keizer niet
geschitterd. Versterkte rijkseenheid en gehandhaafde
geloofseenheid in een geregenereerd katholicisme hadden zijn
doelwit gevormd en bij zijn abdicatie bleek daarvan niets
terechtgekomen.
Meer geslaagd is hij in Spanje. Zijn met bloedig onderdrukken
van de revolutie van de comuneros en 'ontmanning' van de Cortes
begonnen regering werd een periode van succesvolle koloniale
expansie (o.a. penetratie in Mexico, Guatemala, Peru, Venezuela,
Uruguay en Paraguay en vestiging van het christendom aldaar),
waardoor massale import van edel metaal tot toenemende rijkdom
van een bevoorrechte klasse leidde. De invoering van directe
belastingen deed hiervan de staat althans tijdelijk
meeprofiteren. Het was ook een tijd van culturele bloei en
toenemend politiek prestige.
De strijd tegen Frankrijk en tegen de Turken, die bijna steeds
morele en soms ook feitelijke steun van de Fransen ontvingen bij
hun herhaald pogen in Hongarije door te dringen en die in 1529
zelfs Wenen bedreigden, heeft Karel V genoodzaakt tot een
afmattend leven van reizen en trekken en de religieuze
problematiek van zijn dagen heeft hem vroegtijdig naar de geest
uitgeput. Ten dode toe afgemat, deed hij 15 okt. 1555 te Brussel
afstand van de regering over de Nederlanden en 16 jan. 1556 van
die over Spanje. Eerst op 28 febr. 1558 droeg hij de keizerlijke
waardigheid over aan zijn broer Ferdinand, die al sedert 1531
Duits koning was. Eind aug. 1556 was hij inmiddels al scheep
gegaan naar Spanje, vergezeld van zijn verweduwde zusters
Eleonora en Maria, welke laatste sinds 1521 zijn landvoogdes
over de Nederlanden was geweest. Eind september zette hij voet
aan wal en 5 febr. 1557 vestigde hij zich met een hofhouding van
ruim vijftig personen in een voor hem gebouwde villa nabij het
klooster van de eremieten van Sint Hi�ronymus te San Yuste, waar
hij ook stierf. Aanvankelijk in de kloosterkerk bijgezet, werd
zijn stoffelijk overschot in 1574 door Filips II overgebracht
naar het Escorial.
Karel V was van 1526 tot 1539 gehuwd met Isabella van Portugal;
uit dit huwelijk werd ��n zoon geboren, Filips II, benevens twee
dochters: Maria, die trouwde met haar neef keizer Maximiliaan II
en Johanna, die trouwde met haar neef Johan van Portugal. V��r
zijn huwelijk had hij bij Johanna van der Gheynst, dienstbode
bij de familie De Lalaing te Oudenaarde, een dochter verwekt: de
latere landvoogdes Margaretha van Parma (1522-1586), en tijdens
zijn weduwnaarschap schonk de Regensburgse poortersdochter
Barbara Blomberg hem een zoon: de latere landvoogd Don Juan
(1547-1578).