Rubriek :
Historische figuren
Karel VII van Frankrijk
(Parijs 22 febr.
1403 - Mehun-sur-Y�vre 22 juli 1461), koning van Frankrijk van
1422 tot 1461, uit het Huis Valois, was de zoon van Karel VI.
Hij oefende aanvankelijk slechts het feitelijk gezag uit over
een deel van het koninkrijk (hij werd spottenderwijs roi de
Bourges genoemd) en moest zich verzetten tegen de aanspraken van
de zich eveneens koning van Frankrijk noemende Engelse vorst
Hendrik VI, die met de Bourgondi�rs het gebied ten noorden van
de Loire en Gascogne in het zuiden beheerste. Een grote rol in
zijn terugkeer als koning speelde het optreden van Jeanne d'Arc.
Toen zij, na een aantal militaire successen, Karel tot koning
liet kronen te Reims op 17 juli 1429 scheen het getij definitief
gekeerd. Karel herviel evenwel spoedig in zijn apathie en miste
de kans tot herstel van de Franse eenheid. Hierin slaagde hij
pas nadat in 1435 de Bourgondi�r Filips de Goede zich door de
Vrede van Atrecht met Karel verzoende en interne tegenstellingen
de Engelse weerbaarheid gebroken hadden. In 1444 waren �le de
France en Gascogne opnieuw onder Karels controle gekomen, in
1449-1450 ook Normandi�, in 1451 Bordeaux en Bayonne.
Belangrijker nog dan het territoriale herstel was de
reorganisatie van leger en financi�n, basis van het later
koninklijk absolutisme. Karel heeft hiervoor op uitstekende
medewerkers een beroep gedaan: Pierre de Br�z�, Jacques C�ur
e.a., terwijl ook Karels ma�tresse, Agn�s Sorel, hem tot een
energieker optreden inspireerde. Op militair gebied brachten
twee ordonnanties (1445 en 1448) de oprichting van een staand
beroepsleger, de compagnies d'ordonnances en van de
francs-archers (boogschutters-infanteristen), die de
uitspattingen van de vroegere ongedisciplineerde legerbenden
uitschakelden. Om dit te kunnen financieren, cre�erde Karel in
1439 belastingen (tailles, zie taille [geschiedenis]) die niet
meer onderworpen waren aan de voorafgaande toestemming van de
Staten. Op kerkelijk terrein betekende de Pragmatieke Sanctie
van Bourges (1438) eveneens een stap in de absolutistische
richting, daar zij de Gallicaanse Kerk rechtstreekser onder het
gezag van de koning plaatste. Verzet tegen de groeiende
koningsmacht rees vooral onder de adel, die o.m. in 1440
revolteerde (praguerie), terwijl Karel na 1456 vaak had af te
rekenen met de intriges van zijn zoon Lodewijk (de latere
Lodewijk XI).