Rubriek :
Historische figuren
Karel de stoute
(Fr.: Charles le
T�m�raire) (Dijon 10 nov. 1433 - Nancy 5 jan. 1477), hertog van
Bourgondi�, Brabant, Limburg en Luxemburg, graaf van Vlaanderen,
Artesi�, Henegouwen, Holland en Zeeland, markgraaf van Namen,
enige zoon van Filips de Goede en Isabella van Portugal, voerde
aanvankelijk de titel graaf van Charolais. Karel deed zijn
eerste krijgservaringen op in 1452 tijdens de Gentse opstand. In
1457 kwam het tot een conflict tussen hem en zijn vader wegens
de toenemende invloed op diens beleid van de heren van Cro�.
Door toedoen van deze laatsten verkocht Filips in 1463 de bij de
Vrede van Atrecht (1435) verkregen Sommesteden terug aan de
Franse koning Lodewijk XI, wat een totale breuk met Karel tot
gevolg had. In 1465 kwam de verzoening tussen vader en zoon tot
stand. Karel werd tot luitenant-generaal aangesteld en deed de
Cro�s het hof verlaten. Nog in 1465 nam hij deel aan de zgn.
oorlog van de Ligue du Bien Public, die de macht van Lodewijk XI
wilde breken, waardoor hij de Sommesteden opnieuw onder
Bourgondisch gezag kon brengen. Daarna nam hij het op tegen de
met Frankrijk verbonden Luikenaars. Na de verwoesting van Dinant
(1466) en een overwinning bij Brustem (1467) veroverde hij op 30
okt. 1468 Luik (met o.m. de strijd tegen de 600 Franchimontezen,
zie Franchimont [geschiedenis]), waardoor het prinsbisdom in
feite een Bourgondisch protectoraat werd. Intussen was hij op 15
juni 1467 zijn vader opgevolgd.
De buitenlandse politiek van Karel de Stoute was aanvankelijk
gericht op Frankrijk. Met wisselend succes streed een
Engels-Bourgondisch bondgenootschap tegen koning Lodewijk XI.
Nadat de vijandelijkheden met Frankrijk in 1472 waren
opgehouden, liet Karel zijn aandacht vooral naar het Rijnland
gaan. In 1472 had hij van hertog Arnold van Gelre verkregen dat
deze hem als erfgenaam erkende en na Arnolds dood (1473) kon
Karel zonder veel moeite Gelre veroveren. Zijn verlangen een
koningstitel te verkrijgen ging niet in vervulling:
onderhandelingen met keizer Frederik III te Trier (okt.-nov.
1473) over de wederoprichting van een koninkrijk Bourgondi�,
waarbij hij werd geadviseerd door zijn raadsheer Antoon Haneron,
mislukten. Begin 1474 verloor Karel het landgraafschap Elzas,
dat hij in 1469 had gekocht, als gevolg van een opstand van de
Elzassers, gesteund door de tegen hem gerichte Liga van Konstanz.
In 1474 wilde hij de aartsbisschop van Keulen steunen in diens
strijd met het domkapittel en de steden; voordat hij Keulen
aanviel, sloeg hij het beleg op voor Neuss, dat hij na een jaar
moest opheffen.
Karel struikelde ten slotte over Lotharingen, dat voor de
verbinding van de Nederlanden met Bourgondi� uiterst belangrijk
was. In 1473 had hij de jonge hertog Ren� II een verdrag doen
ondertekenen waardoor het hertogdom Lotharingen een Bourgondisch
protectoraat werd. In 1475 verklaarde Ren� II echter de oorlog,
zodat Karel in de herfst van dat jaar Lotharingen moest
veroveren. Hij slaagde daarin, maar meteen verklaarden de
Zwitserse Eedgenoten hem de oorlog. In 1476 leed hij bij Granson
(1 maart) en Murten (22 juni) een nederlaag. Hierop kwamen de
Lotharingers in opstand; Karel wilde onmiddellijk tegen hen
optreden, maar sneuvelde bij het beleg van Nancy.
Het binnenlands beleid van Karel de Stoute droeg de stempel van
zijn buitenlandse politiek en van zijn absolutistische
neigingen. Hij nam elke gelegenheid te baat om de stedelijke
autonomie aan banden te leggen en de stedelijke vrijheden te
beperken of zelfs af te schaffen. Erger nog dan het verlies aan
stedelijke vrijheid was de zware fiscale druk die hij op de
Nederlanden legde om zijn oorlogen te kunnen bekostigen. Hij
vroeg onophoudelijk beden aan de gewestelijke Staten of aan de
Staten-Generaal. In 1476 weigerden deze laatste de gevraagde
bede toe te staan. Bovendien riep Karel zijn leenmannen
herhaaldelijk op voor militaire dienst, wat hun vanzelfsprekend
ongelegen kwam, maar ze mochten zich laten vervangen door op hun
kosten uitgeruste huurlingen, de ordonnantiebenden, opgericht in
1471. Ook steden en landelijke gemeenschappen moesten
voortdurend manschappen, paarden en wagens leveren. Tot overmaat
van ramp tekende zich in de Nederlanden een zware economische
crisis af, daar Lodewijk XI zijn onderdanen verbood met de
Vlamingen handel te drijven en de Franse vloot de Vlaamse kust
blokkeerde. Voor de Nederlanden was de balans van zijn regering
negatief.