Rubriek :
Historische figuren
Karl Marx
Marx, Karl (voluit:
Karl Heinrich) (Trier 5 mei 1818 - Londen 14 maart 1883), Duits
filosoof en econoom, theoreticus van het socialisme.
1. Jeugd en opleiding
Zowel van de zijde van zijn vader als van die van zijn
(in Nederland geboren) moeder was Karl Marx afkomstig uit een
geslacht van rabbijnen. Zijn vader, de advocaat Heinrich Marx,
was echter protestant geworden onder invloed van de anti-joodse
wetgeving die Pruisen na de val van Napoleon in het Rijnland
invoerde. Marx groeide op in een gematigd liberaal gezin,
doorliep het plaatselijk gymnasium en studeerde rechten en
filosofie aan de universiteiten van Bonn (1835-1836) en Berlijn
(1836-1841). In Berlijn raakte hij onder de invloed van de
filosofie van Hegel en maakte hij deel uit van de 'Doktorclub',
een gezelschap van jong-hegelianen. In 1841 promoveerde Marx aan
de universiteit van Jena op een proefschrift getiteld Differenz
der demokritischen und epikureischen Naturphilosophie. Hij werd
afgekeurd voor militaire dienst en moest vanwege zijn
links-hegeliaanse denkbeelden al snel zijn hoop op een
universitaire loopbaan laten varen.
2. Parijse periode
In 1842 werd Marx medewerker en hoofdredacteur van de
Rheinische Zeitung f�r Politik, Handel und Gewerbe, die kort
tevoren door vooruitstrevende burgers was opgericht. Herhaalde
conflicten met de Pruisische censuur leidden in 1843 tot zijn
ontslagname. In datzelfde jaar huwde hij zijn jeugdvriendin
Jenny von Westphalen (1814-1881) en vertrok hij naar Parijs om
er samen met Arnold Ruge de Deutsch-Franz�sische Jahrb�cher te
gaan uitgeven. In de eerste (tevens laatste) uitgave publiceerde
Marx Zur Judenfrage en Zur Kritik der Hegelschen
Rechtsphilosophie, Einleitung (1844). In deze geschriften hield
Marx een pleidooi tegen de staat als institutie en het geld als
ruilmiddel, en v��r de emancipatie van het proletariaat. In
Parijs raakte hij op de hoogte van de opvattingen van allerlei
Franse en buitenlandse socialistische en revolutionaire
denkbeelden en denkers. Tevens maakte hij daar een begin met een
intensieve studie van economische theorie�n. Het resultaat
daarvan, de �konomisch-philosophische Manuskripte, zou pas in
1932 gepubliceerd worden. Inmiddels had de Pruisische regering
een aanklacht wegens hoogverraad en majesteitsschennis tegen hem
ingediend, die hem de terugkeer naar Duitsland onmogelijk maakte
en die hem er mede toe bracht zijn Pruisisch staatsburgerschap
in 1845 op te geven. In het begin van dat jaar werd hij uit
Frankrijk uitgewezen en vestigde het gezin Marx zich in Brussel.
Met de uitgever Leske uit Darmstadt tekende Marx een contract om
een tweedelig werk, Kritik der Politik und National�konomie, te
schrijven. Dat werd het begin van een intellectuele onderneming
die, met onderbrekingen, zijn hele verdere leven in beslag zou
nemen, maar die hij bij lange na niet zou voltooien.
3. Friedrich Engels
In 1844 had Marx Friedrich Engels leren kennen. De
eerste resultaten van hun samenwerking waren Die Heilige Familie
(1845) en Die deutsche Ideologie (waarvoor geen uitgever te
vinden bleek). Daarin rekenden zij enerzijds af met hun vroegere
jong-hegeliaanse vrienden, en ontwikkelden zij anderzijds op
niet-systematische wijze hun materialistische opvatting van de
geschiedenis. In Mis�re de la philosophie (1847) presenteerde
Marx, alweer in de vorm van een polemiek (in dit geval tegen
Proudhon), een voorlopige samenvatting van zijn economische
theorie.
4. Communistisch manifest
Op verzoek van de Bund der Kommunisten schreven Marx en
Engels het Manifest der Kommunistischen Partei, dat in febr.
1848 verscheen en hun bekendste en invloedrijkste werk zou
worden (zie Communistisch Manifest). In dit pamflet wordt de
geschiedenis voorgesteld als een opeenvolging van klassestrijd,
waarvan het laatste stadium, de strijd tussen proletariaat en
bourgeoisie, zal eindigen in een overwinning van het
proletariaat, daar dit niet alleen de universele klasse is, maar
zich dankzij de theorie van het 'wetenschappelijk socialisme'
(in tegenstelling tot het v��r-Marxse 'utopisch socialisme') van
zijn eigen plaats en kracht bewust is geworden. In maart 1848
werd Marx door de Voorlopige Regering, die in Parijs na de
Februarirevolutie aan de macht was komen, uitgenodigd naar
Frankrijk te komen, vlak voor hij door Belgi� werd uitgewezen.
Al in april 1848, toen in Duitsland de revolutie uitbrak, ging
Marx naar Keulen, waar hij het hoofdredacteurschap van de Neue
Rheinische Zeitung. Organ der Demokratie (NRZ) op zich nam. Na
het verloop van de revolutionaire beweging werd de NRZ opgeheven
en Marx uitgewezen.
5. Vertrek naar Engeland
Toen Frankrijk hem het departement Morbihan als
verblijfplaats toewees, vertrok het gezin Marx naar Londen, waar
hij de rest van zijn leven als statenloze zou verblijven. Onder
invloed van de mislukte revoluties van 1848 ontwikkelde Marx
eerst ultrarevolutionaire denkbeelden over een permanente
revolutie, die op conspiratieve wijze door de Bund der
Kommunisten zou moeten worden opgezet. Interne conflicten binnen
de bond deden Marx en Engels er echter mee breken; voortaan
zouden zij zich verre houden van allerlei sektarische
(emigranten)bewegingen. Een meer afstandelijke
politiek-historische interpretatie van de recente ontwikkelingen
gaf Marx in zijn studies De klassestrijd in Frankrijk en De 18de
brumaire van Lodewijk Napoleon. De eerste periode van het
verblijf van Marx in Londen werd gekenmerkt door ernstige
persoonlijke en financi�le moeilijkheden. Van de zes kinderen
die zijn vrouw en hij tussen 1844 en 1855 kregen, werden er
slechts drie volwassen (Jenny, Laura en Eleanor). Een uitkomst
voor zijn financi�le perikelen bood zijn medewerking aan de New
York Daily Tribune, waarvoor Marx tussen 1852 en 1862 enkele
honderden artikelen schreef. Deze activiteit belette hem echter
ook aan zijn theoretische studies, die hij in 1850 weer had
opgevat, voldoende aandacht te schenken. Naast de New Yorkse
krant was Engels, die vanaf 1850 optrad als directeur van een
familiebedrijf in Manchester, een voortdurende bron van
financi�le en intellectuele steun. Pas de grote economische
crisis van 1857/1858 bracht Marx ertoe zich weer te concentreren
op zijn theoretische werk. In deze periode ontstond het 'Rohentwurf'
van zijn studie, die eerst in 1939 uitgegeven zou worden als 'Grundrisse'.
Een eerste afgeronde neerslag verscheen in 1859 in druk: Zur
Kritik der politischen �konomie.
6. Das Kapital
Van de omvangrijke manuscripten die Marx in de
daaropvolgende jaren schreef, stelden Engels en Kautsky
respectievelijk het tweede en derde deel van Das Kapital en de
Theorien �ber den Mehrwert samen. Marx zelf rondde in het midden
van de jaren zestig het eerste deel van Das Kapital af, dat in
1867 verscheen. Das Kapital bevat tegelijk een
filosofisch-sociologische theorie over de verhoudingen waaraan
mensen zijn gebonden onder het kapitalisme, een interpretatie
van de ontwikkeling van het kapitalisme als politiek-economisch
stelsel en een voortzetting en kritiek op de klassieke politieke
economie, die Marx uitbreidt met de theorie van de meerwaarde,
volgens welke het verschil tussen datgene wat de arbeider
produceert en datgene wat zijn arbeid aan loon opbrengt, de
basis vormt van de kapitalistische uitbuiting. Het winst- en
concurrentiestreven van de ondernemers leidt zo tot de
accumulatie van meerwaarde en de concentratie van kapitaal in
steeds minder handen. Maar in datzelfde proces liggen ook de
kiemen van de ondergang, aangezien de voortgaande substitutie
van arbeid door kapitaal tot een structureel dalende winstvoet
leidt (accumulatietheorie).
7. De Eerste Internationale
Voorafgaande aan de publicatie van Das Kapital had Marx
zich weer in sterkere mate tot de politiek gekeerd. In 1864
behoorde hij tot de oprichters van de International Working
Men's Association, de Eerste Internationale, van welks bestuur
hij deel uit ging maken. In die hoedanigheid schreef hij de
voornaamste proclamaties van deze beweging. Deze activiteit
maakte hem tot een bekende en gerespecteerde figuur binnen de
arbeidersbeweging van die dagen. Marx bracht hierbij niet zozeer
zijn persoonlijke politiek-theoretische doctrines naar voren,
maar hij formuleerde tactische en strategische verlangens, die
voor de Europese arbeidersbeweging in het algemeen toonaangevend
zouden worden. Zijn in opdracht van de Internationale geschreven
pamflet Der B�rgerkrieg in Frankreich over de Parijse Commune
(1871) werd niet het beroemdste van zijn politieke geschriften,
maar vestigde wel zijn naam als geestelijk brein van de moderne
arbeidersbeweging en boeman van de bourgeoise.
Al in 1872 viel de Internationale echter feitelijk uiteen, na
heftige interne conflicten met de anarchistische vleugel onder
leiding van Bakoenin. De laatste tien jaar van zijn leven kon
Marx als ambteloos burger in betrekkelijke welstand doorbrengen;
meer dan ooit werd hij echter geteisterd door aandoeningen en
ziekten. Tot voleinding van zijn theoretisch werk was hij niet
meer in staat. Wel hield hij zich intensief bezig met de
ontwikkelingen in Rusland (waar Das Kapital het eerst in
vertaling verscheen) en met die in Duitsland, waar de
samensmelting van de lassalleaanse en marxistische
sociaal-democratische partijen hem aanleiding gaf tot het
schrijven van zijn Kritik des Gothaer Programms (1875), zijn
laatste belangrijke verhandeling. De dood van zijn vrouw in 1881
en van zijn dochter Jenny in 1883 verhaastten de lichamelijke
neergang van Marx.
8. Betekenis van Marx
Volgens een bekende karakteristiek ligt de
oorspronkelijkheid van Marx in zijn synthese van de Engelse
klassieke politieke economie met de Duitse idealistische
filosofie en de Franse klassentheorie. Deze karakteristiek is
niet onjuist, maar blijft aan de oppervlakte. Verhelderender is
het inzicht dat Marx in zijn werk een unieke menging tot stand
brengt van elementen uit verschillende intellectuele tradities.
In de eerste plaats knoopt hij aan bij het erfgoed van de
Verlichting, met de nadruk op rationaliteit als hoogste waarde
en wetenschap als hoogste gezag. Terzelfder tijd sluit hij aan
bij de Romantiek, die de afkeer belichaamde tegen de
desintegratie van het traditionele gemeenschapsleven door het
industri�le kapitalisme. Dit motief - filosofisch verwerkt in
theorie�n over vervreemding en warenfetisjisme - krijgt bij Marx
echter een geheel andere inhoud dan bij de meeste romantische
denkers, omdat hij het hanteert niet vanuit nostalgie naar een
volmaakt verleden, maar ter projectie van een betere samenleving
in de toekomst.
In dat laatste aspect vindt men al de derde grote traditie die
belichaamd wordt in het werk van Marx: de joods-christelijke
eschatologische. Bij Marx is deze echter volstrekt
geseculariseerd: zijn utopisme is geheel sociaal, er is geen
plaats in voor de idee van verlossing als een verzoening van de
mens met God of met de natuur.
In die zin is een vierde en laatste traditie die van de mens als
heros die natuur en materie bevecht en uiteindelijk overwint -
een motief dat men in gnostische stromingen, de renaissance en
de Prometheus - en Faustlegendes terugvindt.
Marx wist motieven uit deze tradities te vermengen met de
statuur en in de stijl van een profeet uit het Oude Testament.
Dat deze mengeling van motieven en tradities een hoogst
persoonlijke was, niet vrij bovendien van innerlijke spanningen
en tegenstellingen, bleek pas goed bij de pogingen uit zijn werk
een systematische politieke doctrine af te leiden. kan gelden
als de voornaamste geestelijke vader van zowel communisme als
sociaal-democratie.