Keizerrotshagedis
De
Platysaurus imperator leeft in graniet- en
zandsteenkopjes in grasland en wordt veertig cm
lang.
Kop, lichaam, poten en staart van deze hagedis
zijn sterk afgeplat; daardoor kan hij zijn
toevlucht nemen in nauwe rotsspleten van de
rotsblokken waartussen hij leeft. Is hij eenmaal
in een spleet, dan zet de hagedis zijn lichaam
uit door in te ademen en zo verankert hij zich
in de rots. Het is dan ook praktisch onmogelijk
om hem eruit te trekken. De keizerrotshagedis
heeft een voorkeur voor de top van de heuvels,
andere soorten van dit geslacht verkiezen juist
de basis.
Deze hagedis is de grootste soort van zijn
geslacht; hij heeft grote schubben op de nek en
een gladde rug. Het mannetje met zijn gele, rode
en zwarte lichaam is groter en feller gekleurd
dan het wijfje, dat overwegend zwart is met drie
duidelijke gele strepen op haar kop, die dunner
worden naar de rug toe. De mannetjes hebben een
territorium, dat ze tegen indringers verdedigen
door middel van de dreighouding, waarbij ze zich
oprichten om hun opvallende keel- en
borstkleuren te tonen. Het zijn dagdieren, die
op insecten, vooral sprinkhanen en kevers,
jagen. Tijdens de grootste hitte van de dag
zoeken ze de schaduw op, om pas in de namiddag
weer te voorschijn te komen.
Het wijfje legt twee langwerpige eieren in een
spleet in de rotsen.
|