De
kleine alk
Orde
: Charadiiformes - familie : Alcidae - geslachte
: Alle en soort : Alle alle. Er zijn 22 soorten
van de Alcidae-familie waar de kleine alk toe
behoort.
De populatie van de kleinste duikende zeevogel
ter wereld is omvangrijk, ondanks het feit dat
hij per jaar maar ��n ei legt. De kleine alk is
een gedrongen vogel met zwartwitte, vettige
veren. Hij leeft in lawaaierige kolonies, die
vaak uit miljoenen vogels bestaan en een 'vlot'
vormen op zee. Op hun vlucht naar de noordpool
vormen ze een donkere vlek in de lucht.
De kleine alk is een sociale vogel die in grote
groepen leeft, vliegt en vist. Met zijn korte,
smalle vleugels kan hij goed duiken en snel
onder water zwemmen, maar ook uitstekend
vliegen. In de broedperiode gaat de alk aan
land, maar de rest van de tijd is hij een
zeevogel die op het zeeoppervlak drijft of op
het winterijs leeft. Tijdens de zomer is het
druk in de broedgebieden, waar paartjes op een
trillende manier voor elkaar zingen en zo hun
band versterken. Andere vogels doen vaak mee,
waardoor er massale vocale voorstellingen ten
gehore worden gebracht. Om het hoofd te bieden
aan het koude klimaat en de lange periodes op en
in het water, heeft de kleine alk een dik
verenkleed met een extra dikke donslaag om warm
te blijven.
Het leven in een kolonie betekent dat alken
altijd informatie kunnen delen over
voedselvoorraden. Ze eten meestal ongewervelde
zeedieren (garnaaltjes en andere schaaldieren),
die aan de oppervlakte komen tijdens de donkere,
nachtelijke uren. Als gespecialiseerde eters van
zeer grote prooidieren hebben alken een kort,
dikke snavel en een zak aan hun keel die krop
heet. Deze wordt gebruikt om voedsel in te
vervoeren naar het nest. Alken duiken niet
dieper dan twintig meter om hun prooi te pakken.
Kleine alken hebben een dikke en gespierde tong,
die hen in staat stelt met voedsel te 'spelen'.
Ze houden het vast in het bovenste deel van hun
snavel voordat ze het in de krop duwen.
Half mei komen de alken op de broedplaatsen aan
en legt de vrouwtjes alk in juni of juli ��n ei.
Het uitkomen moet samenvallen met de
seizoenspiek, als er voedsel in overvloed is,
zodat de kuikens zich snel kunnen ontwikkelen en
al vroeg in goede conditie uitvliegen. Beide
ouders broeden het ei uit en het jong vliegt uit
als hij dertig dagen oud is.
Kolonies met kleine alken liggen bij gebieden
met veel prooi, zoals dierlijk plankton,
waardoor ze snel eten kunnen vinden. Alken
nestelen op hellingen met losse, kleine stenen,
ontoegankelijke rotswanden en ge�soleerde
eilanden. Sommige kolonies bestaan wel uit tien
miljoen paartjes. Het leven in kolonies
beschermt ze tegen roofdieren, zoals meeuwen,
sneeuwuilen en poolvissen, die eieren en kuikens
roven.
|