Kleine bundelzwam of het stobbezwammetje
Kuehneromyces mutabilis
Deze paddestoel kenmerkt zich door een hygrofane
hoed, een schubbige steel en een specifieke
groeiwijze : in bundels. De hoed is twee tot zes
cm breed, glad, onbehaard, bij vochtig weer
doorschijnend kaneelbruin tot bruingeel, bij
droog weer lichter : okerkleurig tot honinggeel.
Bij het opdrogen wordt hij vanuit het midden
naar de rand toe lichter. De plaatjes staan
dicht opeen. In het begin zijn ze lichtbruinig
getint en bedekt met een vliezige sluier; later
kleuren ze licht kaneelkleurig tot roestbruin.
De steel, drie tot zeven cm lang en vier tot
acht mm dik, is cilindrisch, taai, eerst vol, en
voorzien van een roestbruine, vergankelijke
ring. Bovenaan is hij fijngegroefd en licht van
kleur; onder de ring is de steel bedekt met
roestbruine tot bruinzwarte schubben. Het vlees
is de hoed is zacht en wittig en in de steel
stevig en roestbruin. Het heeft een heel
aangename, zacht kruidige geur en ook de smaak
is heerlijk. Deze paddestoel is van april tot
december te vinden op vermolmde en omgehakte
stammen en stronken van loofbomen; een enkele
keer ook op dennenhout. Hij komt voor van het
laagland tot in heuvelachtige gebieden. Het is
een heerlijke paddestoel, die niet alleen
geschikt is als smaakmaker in soepen, sauzen of
vullingen, maar ook als bijgerecht bij vlees of
als kruiderij in azijn. Alleen de hoeden zijn
geschikt voor consumptie.
|