Rubriek :
Dier - algemeen
Kleine dieren uit de prairie
Hoe uitgestrekt de
prairies zijn geweest, kan men zich misschien voorstellen, als
men weet hoeveel dieren daar vroeger hun voedsel vonden. Er was
genoeg te eten voor zestig miljoen bizons, veertig miljoen
gaffel-antilopen, ontelbare aantallen wapiti's en muildierherten
en dan nog allerlei kleinere plantenetende dieren. Die hadden
met z'n allen natuurlijk een enorme eetlust. Daarbij moet men
nog bedenken, dat plantaardig voedsel lang niet zo gemakkelijk
de honger stilt als dezelfde hoeveelheid vlees.
Van de grote roofdieren is alleen de prairiewolf nog vrij
talrijk aanwezig. De grijze wolf en de poema zijn bijna helemaal
verdwenen. Er is nog wel voldoende voedsel voor de kleinere
roofdieren : de prairievalk, de gevlekte skunk, de vrijwel
uitgestorven zwartvoetbunzing en verschillende soorten slangen,
zoals de giftige ratelslang en de ongevaarlijke haakneusslang.
Knaagdieren die in holen wonen, zoals de prairiehond en de
wangzakrat, zijn de meest karakteristieke prairiedieren. Door
het onophoudelijk gegraaf van deze dieren is het land ondermijnd
met een doolhof van smalle tunnels. Dit heeft een wezenlijke
invloed op het aanzien van de prairie gehad. Een heleboel
struiken en bomen gaan dood door het onvermoeibare geknaag van
de diertjes, die dol zijn op de jonge loten en wortels van
distels, struiken en jonge bomen. Bovendien eten ze de zaadjes
op, die vanuit de omringende bossen komen overwaaien. Op
plaatsen waar deze dieren zijn uitgeroeid, is de prairie een
woestenij geworden van allerlei planten, cactussen, struiken en
peuldragende bomen.
De kale stukken prairie
zitten vol poelen (waar de bizons modderbaden in nemen) en gaten
die de ingangen vormen van verschillende holen. De wangzakrat,
die zo heet vanwege de voedselzakken in de buurt van zijn kaken,
houdt geen winterslaap. Hij legt etensvoorraden aan in de
provisiekamers van zijn hol. De Engelse naam 'gopher' voor het
dier is afgeleid van het Franse 'gaufre', wat honingraat
betekent. Door al die gaten in de grond ziet het terrein waar
hij leeft er inderdaad wel wat als een honingraat uit. De
wangzakrat heeft een korte, buitengewoon gevoelige staart, die
hem in staat stelt hard achteruit te lopen. Hij is een plaag
voor de boeren, want hij vernielt knollen, wortels en gras.
De prairiehond (zie foto) is geen echte hond, maar maakt deel
uit van de familie van de eekhoorns. Hij leeft in goed
georganiseerde gemeenschappen, die soms wel duizend leden
tellen. Het woongebied van zo'n gemeenschap bestaat uit gangen
die zich kilometers ver uitstrekken en die honderden toegangen
en verbindingskamers hebben. Kenmerkend is de wal die eromheen
ligt en die dient om de ingangen van de holen tegen overstroming
te beschermen. Prairiehonden worden voortdurend gedwongen hun
kolonies uit te breiden. Ieder jaar komen er namelijk
ratelslagen, die de holen in beslag nemen als
winterverblijfplaats. Daarbij ontzien ze zich niet, de
oorspronkelijke bewoners op te eten. Maar er zijn nog andere
dieren die de prairiehond belagen : roofvogels, zilverdassen en
zwartvoetbunzingen. De laatste zijn echter vrijwel uitgeroeid
door het vergif dat de boeren strooiden om de prairiehond te
verdelgen.
Ook de prairiehoen wordt met uitsterven bedreigd, hoewel dit
dier in staat is vliegend op de vlucht te gaan voor gevaar. Zijn
verwant, de waaierhoen, een grondvogel, geeft de voorkeur aan de
droge vlakten in het westen. Net als andere leden van de familie
van de ruigpoothoenders, lopen de mannetjes in de paartijd trots
heen en weer voor de onverschillige vrouwtjes. Daarbij zetten ze
hun oranje keelzakken op en pronken met hun heldergele
verentooi. En niet zelden breken er gevechten uit bij hun
pogingen een vrouwtje te veroveren.