| 
													
														De
															kleine pieterman
													
													
 De kleine pieterman of
															Echeiichthys vipera.
 
													  
													
															BeschrijvingEerste rugvin met vijf tot zeven stekels, tweede
														rugvin met 21-24 vinstralen en anaalvin met ��n
														stekel en 24-26 vinstralen; 60-62 schubben op de
														zijlijn.
 Lichaam geelbruin, rug donkerder dan flanken en
														buik. Kof en flanken met talrijke bruine
														vlekken; eerste rugvin geheel zwart. Grote en
														holle stekel aan beide zijden op het
														kieuwdeksel; geen stekeltjes op de snuit bij de
														ogen.
 Kleine pietermannen komen tot een diepte van
														vijftig meter voor op zandbodems en worden vaak
														in getijdenzones aangetroffen. Borst-,
														buikvinnen en anaalvin verplaatsen zand door
														middel van waterstraaltjes die uit de
														kieuwholtes komen als deze vissen zich ingraven.
														Het aantal kleine pietermannen is sinds de jaren
														zestig sterk in aantal afgenomen door intensieve
														visserij op garnalen. Kleine pietermannen voeden
														zich met vlokreeften, garnalen, zandspieringen,
														grondels en wormen. Ook de kleine pieterman
														bezit gifklieren die via de holle stekels
														pijnlijke wonden kunnen veroorzaken.
 Lengte
 Maximaal 16 cm.
 Verspreiding
 Oost-Atlantische Oceaan, Noordzee en Kattegat.
														Langs onze kust vrij algemeen, vooral ten
														noorden van de Waddeneilanden.
 |