De
kleine zeenaald
De kleine zeenaald of Syngnathus
rostellatus.
Beschrijving
Rugvin met 36-45 vinstralen, anaalvin met 2-3;
13-18 ringen voor de anaalopening, 37-42 ringen
achter de anaalopening. Donkerbruin met donkere
vlekken aan de bovenzijde, die vaak dwarsbanden
vormen. Meestal een donkere vlek voor de ogen.
Onderzijde cr�mekleurig met zilverkleurige tint.
Snuit korter dan de halve koplengte. Geen
uitstulping achter op de kop.
Kleine zeenaalden worden meestal aanzien voor de
jongen van grote zeenaalden. Ze komen over het
algemeen voor in ondiep water. In
riviermondingen kunnen ze verzoeting van het
water goed verdragen. Van juni tot augustus
kunnen larven aanwezig zijn; deze verlaten bij
een lengte van 15 mm de broedbuidel. Ze eten
kleine kreeftachtigen.
Lengte
Maximaal 17 cm.
Verspreiding
Noordoost-Atlantische kusten van Noord-Spanje
tot Zuid-Noorwegen. Langs de Nederlandse kust
niet talrijk. Ze komen tot een diepte van tien
meter voor onder en tussen met wieren begroeide
stenen en op zandbodems in riviermondingen. Een
vrij grote populatie heeft zich in het
Noordzeekanaal gevestigd.
|