De
kliplipvis
De
kliplipvis of Ctenolabrus rupestris.
Beschrijving
Rugvin met zestien tot negentien stekels en
zeven tot tien vinstralen, anaalvin met drie
stekels en zes tot negen vinstralen; 35-39
schubben op de zijlijn.
Lichaam bruin met oranje en groen; donkere vlek
aan de basis van de voorste rugvinstralen;
kleine, zwarte stip aan de bovenkant van de
staartwortel. Slanke vis met spitse snuit.
Achterrand van de voorkieuwdeksels fijn gezaagd,
onderrand glad. Twee rijen grote, gebogen tanden
in de kaken.
Kliplipvissen zijn bewoners van rotsachtige
kusten begroeid met wier, in de nabijheid van
diep water. Hun paaitijd duurt van mei tot
augustus; ze zijn geslachtsrijp bij een lengte
van 8,5 cm. Ze eten kleine kreeftachtigen,
wormen en schelpdieren.
Lengte
Maximaal 18 cm.
Verspreiding
Oost-Atlantische Oceaan en Noordzee. Langs onze
kust zeldzaam en na 1940 niet meer aangetroffen,
tot op 8 oktober 1998 drie exemplaren in een
fuik werden gevangen in de Nieuwe Waterweg bij
Hardinxveld.
|