De
koningsgier
De
koningsgier behoort tot de familie Cathartidae,
ook wel gieren van de Nieuwe Wereld genoemd
omdat ze op het Amerikaanse continent voorkomen.
Orde : Falconiformes - geslacht : Sarcoramphus
en soort Sarcoramphus papa.
De koningsgier, die boven de weelderige
regenwouden en graslanden van Midden- en
Zuid-Amerika cirkelt, daalt pas af naar de grond
als hij honger krijgt. Hij hoeft geen prooi te
vangen, want zijn voedsel bestaat uit aas (vlees
van dode dieren) en hoewel hij zijn eten met
andere vogels deelt, mag hij vanwege zijn omvang
altijd als eerste eten.
Dit solitaire dier brengt veel tijd in de lucht
door. Ondanks zijn grote lijf kan de gier door
zijn grote spanwijdte uren achtereen in de lucht
blijven, waarbij zijn zoektocht naar een vers
kadaver zich vaak over vele kilometers
uitstrekt. Dit kost hem amper moeite omdat hij
nauwelijks met zijn vleugels slaat en bij
voorkeur op thermiekbellen vliegt (warme
luchtstromen die vanaf de grond opstijgen).
Hoewel er veel gieren bij een voedselplek kunnen
rondzwermen, broedt de koningsgier niet in
groepen. De afzonderlijke dieren gaan liever
naar een plek waar veel voedsel is en waar een
mogelijke partner kan worden gevonden.
Omdat de koningsgier zich niet makkelijk laat
vangen, is er over zijn broedgewoonten weinig
bekend. Kennelijk legt hij zijn eieren op
verschillende veilige plekken, zoals in een
holle boom of onder een uitstekende rotspartij,
en bouwt hij geen nest. Meestal legt het
vrouwtje ��n wit ei, maar soms ook twee of drie,
dat door beide geslachten wordt bebroed. Na het
uitkomen krijgt het kale jong al gauw een
sneeuwwitte donshuid, voordat het zijn jeugdige
zwarte verenkleed krijgt. Wat eten betreft
blijft de jonge koningsgier ongeveer een jaar
afhankelijk van zijn ouders. Na twee jaar krijgt
de jonge vogel zijn volwassen kleuren en begint
hij aan het solitaire leven dat zo kenmerkend is
voor zijn soort.
De Latijnse naam voor koningsgier, 'vader van de
doodskist', past precies bij een vogel die
alleen aas eet. Hoewel het voedsel van de gier
grotendeels uit aas bestaat, valt hij ook kleine
levende zoogdieren en reptielen aan. Een
koningsgier laat zich soms naar de grond vallen
om zich te goed te doen aan pasgeboren vee, al
doet hij dat alleen als er geen gevaar dreigt.
Met zijn sterke snavel is hij vaak de enige
vogel die de taaie huid van een groot dier kan
openscheuren.
Als deze scherpziende vogel voedsel zoekt,
speurt hij de grond beneden hem af op dode
dieren, maar als dat niets oplevert, speurt hij
naar grote aantallen rondcirkelende gieren of
andere vogels die zich op de grond voeden.
Niemand weet of de koningsgier goed kan ruiken,
al lijkt hij andere soorten gieren met een
scherp reukvermogen, zoals de kalkoengier en de
zwarte gier, te gebruiken om hem naar voedsel te
leiden.
|