Rubriek :
Historische figuren
Konrad Adenauer
Adenauer, Konrad
(Keulen 5 jan. 1876 - Rh�ndorf 19 apr. 1967), Duits staatsman,
heeft als eerste bondskanselier van de Bondsrepubliek Duitsland
een zeer persoonlijk stempel gezet op de ontwikkelingen in het
naoorlogse Duitsland, die leidden tot de snelle wederopbouw en
de onafhankelijkheid van de Bondsrepubliek.
1. Burgemeester van Keulen
Adenauer was van 1917 tot 1933 bijzonder actief als
Oberb�rgermeister van Keulen (stichting van de universiteit
1919, K�lner Messe, stadion, Gr�ng�rtel-aanleg). Hij was lid van
het Pruisisch Herenhuis (1917-1918), president van de Pruisische
Staatsraad (1920-1932) en had veel invloed in de Centrumpartij.
Hoewel hij in de crisisjaren 1922-1923 een autonome Rijnstaat
voorstond, was hij nooit een principieel aanhanger van het
Rijnlandse separatisme.
2. Ambteloos burger
Hij werd in 1933 uit zijn functies ontslagen en bleef tot
1945 ambteloos en buiten de politiek.
Na de Tweede Wereldoorlog - hij was toen 69 jaar - begon zijn
grote politieke loopbaan. In 1945 werd hij medeoprichter van de
CDU, in 1946 werd hij haar voorzitter (nadat hij in 1945, voor
de tweede maal Oberb�rgermeister van Keulen geworden, na korte
tijd door de Engelse commandant was ontslagen). Door zijn grote
tactische behendigheid, gepaard met een taaie wilskracht,
ontwikkelde hij zich tot een dominerende figuur.
3. Bondskanselier 1948-1963
Eerst voorzitter van de Constituante te Bonn (1 sept. 1948),
werd hij 15 sept. 1949 tot eerste bondskanselier van de nieuwe
Bondsrepubliek gekozen (met ��n stem meerderheid). Hij vormde
een rechtsgeori�nteerd coalitiekabinet, leidde sedert 1951 ook
de buitenlandse politiek. Consequent ijverde hij voor nauwe
aansluiting bij het Westen tegen de Sovjet-Unie, tegen de felle
kritiek van de socialist Kurt Schumacher in, die deze eenzijdige
binding en de vermeende toegeeflijkheid jegens de geallieerden
aanviel ( 'Kanzler der Alliierten'). Maar Adenauer wist stap
voor stap de staat uit de 'morele diffamering' en de politieke
kluisters van het bezettingsstatuut te bevrijden en naar
volledige autonomie te leiden (1949 Petersberg-overeenkomst;
1950 de Bondsrepubliek lid van de Raad van Europa; 26 mei 1952
lid van de - niet doorgegane - Europese Defensie Gemeenschap).
Hij koppelde die koers aanvankelijk nauw aan de Europese
integratie (steun voor het plan-Schuman). Deze politiek, door
een nuchter realisme ingegeven, correspondeerde toch goed met
zijn Rijnlands-katholieke en onpruisische verleden, met zijn
afkeer van grote sociale omwentelingen en zijn diepgewortelde
antipathie jegens het communisme. De afwijzing van de EDG door
het Franse parlement (aug. 1954) werd een gevoelige klap, maar
bracht hem allerminst van zijn koers af.
Inmiddels verkreeg hij, vooral na de dood van zijn enige grote
rivaal, Schumacher (1952), in binnenlandse kwesties een
onbetwiste machtspositie, begunstigd door de verrassende
economische opbloei ( 'Wirtschaftswunder') onder leiding van
zijn minister Erhard. In sept. 1953 werd hij herkozen. In okt.
1954 trad de Bondsrepubliek toe tot de NATO en de West-Europese
Unie, waarbij een nationaal leger zonder atoombewapening werd
toegestaan. Adenauer werd nu tot de meest gezaghebbende Europese
politici gerekend. In nauwe samenwerking met de Amerikaan Foster
Dulles stond hij een harde koers tegenover de Sovjet-Unie voor.
Hij bepleitte herstel van de Duitse eenheid door
onderhandelingen vanuit een later te verkrijgen machtspositie,
waarbij nog een twistpunt is, of hij de internationale
machtsverhoudingen verkeerd taxeerde of uit puur tactische
binnenlandse overwegingen de hereniging bleef propageren, zonder
erin te geloven. In sept. 1957 voor de tweede maal herkozen,
deed hij inmiddels de schaduwzijden van zijn gezag sterker
gevoelen, o.a. door het aanvankelijk koppig handhaven van
bedenkelijke of omstreden figuren (Globke, Oberl�nder, Strauss),
door zijn autoritaire regeringsstijl en door de methoden waarmee
hij politieke tegenstanders bestreed en zo het parlement in
diskrediet bracht.
Zijn buitenlandse koers vertoonde een zeker wantrouwen tegen
alle ontspanningspogingen tussen Oost en West. In de verhouding
tot de Verenigde Staten trad daardoor na de verkiezing van
Kennedy (1960) een duidelijke verkoeling in. Daarentegen zocht
hij een steeds nauwere aansluiting bij de anti-Amerikaanse koers
van De Gaulle. De toenadering tussen de beide
continentaal-Europese autoritaire staatslieden vond haar
bekroning in het Frans-Duitse vriendschapsverdrag (22 jan.
1963), dat echter meer op het vlak van historisch sentiment dan
van duidelijke politieke doelstellingen ligt.
In sept. 1961 begon Adenauer aan zijn vierde ambtstermijn. Onder
aandrang van zijn coalitiepartners, maar ook van zijn eigen
partij, trad de 87-jarige echter in okt. 1963 af, na lang en
hardnekkig verzet tegen de benoeming van Erhard tot zijn
opvolger, dat de CDU aan de rand van een crisis bracht. Als
partijvoorzitter bleef hij ook daarna nog invloedrijk. Zijn
historische prestatie blijft dat hij een ge�soleerd en
geru�neerd land tot een van de sterkste partners van het Westen
heeft gemaakt, waarbij natuurlijk de koude oorlog een
beslissende factor was. Zijn autoritaire regeringsstijl heeft
een ontwikkeling in democratische geest daarbij sterk belemmerd,
doordat hij de oppositie met alle middelen bestreed en de CDU
tot een gedwee instrument van zijn politiek maakte. De
resultaten van zijn buitenlands beleid, gepaard met de grote
welvaart, hebben echter aan radicale partijen geen kans gegeven.