Kousebandslangen
Van de talloze soorten en
ondersoorten van de kousebandslangen (geslacht
Tamnophis) die verspreid voorkomen in Noord- en
Midden-Amerika, zijn betrekkelijk weinig
gemakkelijk verkrijgbaar. Er bestaat weinig
belangstelling om hen te houden. Dat is jammer,
aangezien zij een interessante en aantrekkelijke
groep vormen en een welkome afwisseling kunnen
vormen met de knaagdieren etende, schuwe
colubriden en boa-achtigen. Het zijn actieve
voedselzoekers, vaak in waterrijke leefgebieden,
en ze voeden zich voornamelijk met vissen en
amfibie�n. Sommige soorten eten alleen wormen,
terwijl een paar andere ook knaagdieren eten
wanneer ze volwassen zijn.
In vergelijking met colubriden van dezelfde
afmetingen verlangen ze een groot onderkomen, en
hokken van plastic dozen zijn voor hen niet erg
geschikt. Huisvest u hen liever in grote glazen
terraria of in houten kisten met een glazen
voorkant. Pasgeboren jongen kunnen wel in
plastic dozen worden gehouden. De gewone
warmteregeling met temperatuurgradatie is
noodzakelijk en ze koesteren zich graag in de
warmte van een lamp, hoewel dit niet echt
essentieel is. De temperatuur ligt 's zomers
tussen de twintig en dertig graden Celsius, met
een beduidend lagere temperatuur in de winter
als hun met hen wilt fokken. Dit is
waarschijnlijk niet voor alle soorten
essentieel, maar helpt wel om het paringsgedrag
tussen mannetjes en vrouwtjes te synchroniseren.
Ze houden van een grote drinkbak waarin ze zich
kunnen onderdompelen, maar de bodemlaag houdt u
altijd droog, anders krijgen ze al snel wondjes
en blaren op hun buik.
Hun voeding is lastiger dan die van de soorten
die knaagdieren eten. Ze kunnen het
gemakkelijkst met vis worden gevoerd;
broedlingen geeft u guppen en de volwassen
dieren goudvissen. De meeste dieren zullen
ontdooide vis aanvaarden, maar vermijd
vitaminegebrek. Een paar van de robuustere
soorten eten jonge muizen wanneer ze groot
genoeg zijn, en in het algemeen is dit voor hen
een veel bevredigender dieet.
Kousebandslangen paren in het voorjaar en de
vrouwtjes dragen de embryo's verscheidene
maanden met zich mee voordat zij laat in de
zomer of in de herfst levende jongen baren. De
grootte van de worp varieert per soort
aanzienlijk, en soms per ondersoort, en het is
bekend dat uitzonderlijke grote vrouwtjes wel
tot honderd jongen kunnen baren. Gebruikelijker
zijn worpen van tien tot twintig jongen. De
jongen worden van de ouders gescheiden, maar
kunnen bij het opgroeien wel in kleine groepen
worden gehouden. U moet oppassen wanneer zij met
wormen worden gevoerd, want twee exemplaren
beginnen vaak ieder aan een kant van de worm te
eten en dan kan de ��n de ander opeten wanneer
ze elkaar in het midden ontmoeten. Ze kunnen
apart gevoed worden of u kunt bij het voeren
toezicht houden met een schaartje bij de hand.
Met geschikte voeding groeien ze snel en kunnen
het volgende voorjaar geslachtsrijp zijn, dus na
acht tot tien maanden. De verzorging is voor
alle soorten gelijk.
Opmerking : lintslangen, Thamnophis sauritus en
T.proximus behoren tot hetzelfde geslacht als de
kousebandslangen, maar zijn toch iets anders. Ze
zijn veel slanker en de meeste willen geen
wormen eten. Bovendien accepteren sommige ook
geen vis en eten alleen amfibie�n, wat hun
verzorging nogal lastig maakt. Ze hebben kleine
worpen tot zes zeer tengere jongen, die moeilijk
groot te brengen zijn.
|