Rubriek : De
mens - algemeen
De kunsten in de achttiende
eeuw
Na de Spaanse
Successie-oorlog (1701-1713) brak er voor West-Europa een
periode van betrekkelijke rust aan. De godsdienstige
tegenstellingen gaven geen aanleiding meer tot strijd. Zowel
Spanje als Frankrijk waren niet geslaagd in hun opzet, de
heersende mogendheid van West-Europa te worden. Er heerste in
West-Europa een machtsevenwicht en dat werkte blijkbaar goed. De
rust van de jaren na de Spaanse Successie-oorlog kwam tot
uitdrukking in de kunst. Het drukke en overdadige, het
opdringerige van de barok, maakte plaats voor het
sierlijke en verfijnde van de rococo.
Deze naam is waarschijnlijk ontleend aan de Franse term 'roc-en-coquilles'
(rots-in-schelvorm). In de schilderkunst werden lichte en zachte
tinten gebruikt, terwijl zowel de pastel- als de
waterverftekening in de mode raakte. Het was een tijd van
behaaglijkheid en huiselijkheid. De gegoede burgerij, die de
gelegenheid had te studeren en zich met de wetenschappen bezig
te houden, begon de overhand te krijgen.
In de letterkunde kwam dat tot uitdrukking doordat men in een
speciaal soort tijdschriften op eigen manier ging filosoferen.
Deze tijdschriften heetten spectatoriale geschriften, dat wil
zeggen beschouwelijk. Ze beschouwden allerlei maatschappelijke
toestanden in groter en kleiner verband en gaven daar commentaar
en kritiek op. Deze tijdschriften kunnen zonder meer als de
directe voorlopers van onze kranten worden beschouwd. In
Engeland werd The Spectator van Addison en Steel bekend. Dit
tijdschrift werd in de Republiek der Nederlanden nagevolgd door
Justus van Effen met zijn Hollandsche Spectator (1731-1735).
De invloed van de burgerij kwam verder nog tot uitdrukking in de
burgerlijke familieroman en het burgerlijke drama. De adellijke
of vorstelijke personen speelden geen rol meer. Burgerlijke
deugd en burgerlijke moraal werden met nadruk naar voren
gebracht. Een grote, soms overdreven gevoeligheid was een
belangrijk kenmerk van deze literatuur. Een nieuwe stroming,
de romantiek, kondigde zich aan.
Omstreeks 1750 kwam er een hernieuwde belangstelling voor de
klassieke oudheid, met name in de beeldende kunsten en de
bouwkunst. Dat hing nauw samen met de opgravingen in Pompeji,
die sinds 1748 op systematische wijze gebeurden. Pompeji was een
Romeinse stad uit de oudheid, die in 79 na Christus als gevolg
van een uitbarsting van de Vesuvius met een laag as en stenen
was overdekt. Aan het eind van de zestiende eeuw waren voor het
eerst resten van deze stad ontdekt. De vondsten die sinds het
midden van de achttiende eeuw in deze Romeinse stad uit de
oudheid werden gedaan, brachten de mensen terug naar
evenwichtige orde en regelmatige lijnen in de kunst. Men noemt
de herleving van de belangstelling voor de klassieke elementen
uit de oudheid in deze tijd het classicisme.
Ook in de letterkunde vond een soort van bezinning plaats op de
overdreven gevoeligheid en ongebondenheid. Johann Wolfgang
von Goethe (1749-1832), de grootste dichter van Duitsland,
en Friedrich von Schiller (1759-1805) kwamen onder invloed van
de klassieke oudheid. In de muziek stond Beethoven
(1770-1827) als het ware tussen de twee stromingen in.
In Engeland verschenen twee boeken, die de belevenissen van een
reiziger in vreemde streken tot onderwerp hadden. Hoewel beide
tegenwoordig vooral als kinderboeken worden beschouwd, zijn ze
beslist niet met die bedoeling geschreven. Het ene boek werd
geschreven door Daniel Defoe (1660-1731) en is bekend als
Robinson Crusoe en het andere is van de hand van Jonathan
Swift (1676-1745) en heet Gullivers Reizen. Het verhaal over
Robinson Crusoe werd door allerlei mensen die zich met de
maatschappelijke organisatie en de economie bezighielden, met
voorliefde gebruikt om mooie theorie�n op te stellen. Robinson
vormde immers eerst alleen en daarna samen met de inboorling
Vrijdag een soort maatschappij in het klein, geheel op zichzelf
aangewezen.
Met Gullivers Reizen wilde Jonathan Swift kritiek leveren op de
onredelijke toestanden in de Engelse maatschappij van zijn tijd.
Gulliver is in het land van de Lilliputters, zeer kleine
mensjes, als iemand die als het ware door een vergrootglas en
heel afstandelijk het menselijke handelen kan waarnemen. Door
deze zienswijze blijkt het belachelijke van veel menselijke
gedragingen.
(foto : het titelblad van de eerste uitgave van Robinson Crusoe
in 1719)