| 
												 
													
														De
															langoest
													
													 
															 
														
														
															 Orde : Decapoda - familie : Palinuridae -
															geslacht : Panulirus en soort : Verschillende.
															Er bestaan vijftien soorten langoesten binnen
															het geslacht Panulirus, zoals de gevlekte
															langoest en de Caribische langoest. 
															Langoesten trekken elk jaar in ganzenpas over de
															bodem van de zee, op zoek naar rustig water. De
															gevoelige sprieten en goed ontwikkelde reukzin
															helpen bij het zoeken van voedsel en het
															ontwijken van vijanden. Volgens wetenschappers
															kunnen langoesten met 'onderwatermuziek'
															belagers afweren. 
															De langoest plant zich gewoonlijk voort in de
															zomer en de herfst, maar op warme plaatsen
															gedurende het hele jaar. Het vrouwtje kan alleen
															paren als ze vervelt (haar uitwendig skelet
															verwisselt). Omdat ze zo kwetsbaar is, moet het
															mannetje oppassen dat hij haar niet verwondt
															tijdens de paring. Na de bevruchting van de
															eitjes beschermt het mannetje het vrouwtje
															totdat haar nieuwe schaal hard genoeg is. Het
															vrouwtje draagt de eitjes onder het achterlijf
															met zich mee en broedt ze daar uit totdat ze
															klaar zijn om in de zeestromingen te worden
															losgelaten. De broedperiode varieert van dertig
															dagen tot een paar maanden, afhankelijk van de
															watertemperatuur. Van de tienduizend eitjes die
															een vrouwtje legt, overleeft uiteindelijk slecht
															��n procent de eerste vier weken. De rest wordt
															opgegeten door planktoneters. 
															Een volwassen langoest jaagt met zijn neus. Met
															de haartjes op zijn voelsprieten kan hij
															geursporen onder water 'ruiken'. De vangst wordt
															in de maag vermalen door inwendige tanden die
															door spieren worden aangestuurd. De aard van het
															voedsel verschilt in de verschillende
															levensfasen van het dier. Als larve voedt hij
															zich met het plankton in de zeestromingen. Vlak
															voordat hij in een jonge langoest verandert,
															stopt het dier met eten van plankton en gaat na
															de metamorfose op jacht naar ongewervelde
															diertjes zoals kleine krabben, zeeslakken en ook
															waterplanten. De volgroeide langoest eet
															voornamelijk aas en ongewervelde dieren. 
															Als de herfststormen zich aandienen, trekken de
															langoesten noodgedwongen naar de diepten van de
															zee. Ze vormen ketens van soms wel zestig
															dieren, waarbij elk dier zijn sprieten op de rug
															van zijn voorhanger legt. Om te kunnen groeien
															moeten deze geleedpotigen hun uitwendige skelet
															in de eerste vijf levensjaren wel 25 keer
															verwisselen; daarna eenmaal per jaar. In de acht
															tot tien dagen dat ze schaalloos door het leven
															gaan zijn ze erg kwetsbaar voor roofdieren. Ze
															schrapen als een violist met de leerachtige
															uiteinden van de antennes langs de harde richel
															onder hun ogen, waardoor een krassend geluid,
															een soort muziek, ontstaat. 
															Langoesten worden wereldwijd gevangen voor de
															voedselindustrie waardoor het aantal volwassen
															exemplaren fors is afgenomen. Er zijn gebieden
															in zee aangewezen waarin niet gevist mag worden
															om de dieren te beschermen.
														
													
											  |