De
langstaartsnijdervogel
Orde
: Passeriformes - familie : Sylviidae - geslacht
: Orthotomus en soort Orthotomus sutorius. De
langstaartsnijdervogel of gewone snijdervogel is
lid van de familie van de Sylviidae of zangers
van de Oude Wereld.
Met zijn vermogen om te bladeren, te snijden en
te naaien is het duidelijk hoe de snijdervogel
aan zijn naam komt. In tegenstelling tot veel
andere soorten bouwt deze Aziatische zanger zijn
nest niet op een tak. In plaats daarvan naait
het vrouwtje de bladeren van levende planten aan
elkaar tot een waterdicht tuinhuisje, dat sterk
genoeg is om bescherming te bieden aan de pas
uitgekomen jongen.
De snijdervogel is gemakkelijk over het hoofd te
zien. Deze actieve en rusteloze zanger is vaak
beter te horen dan waar te nemen. Hij houdt van
dichte vegetatie en vliegt zelden meer dan een
meter van de ene tak naar de andere. Wanneer hij
vliegt, steekt de vogel zijn lange staart
regelmatig ver over zijn rug naar voren. Het
mannetje heeft een zeer krachtige zang, waarmee
hij het vrouwtje imponeert en zijn territorium
verdedigt. Hij zingt maar door, soms wel zeven
minuten achter elkaar. Soms zingt hij zo hard,
dat zijn hele lijfje ervan trilt. Wanneer ze
foerageren, communiceren paartjes met een reeks
snelle piepjes en trillertjes.
De snijdervogel eet voornamelijk insecten, zoals
kevers, mieren en vliegen, maar ook vlinders en
motten, plus hun eieren en larven. Hij voedt
zich ook met spinnen en andere ongewervelde
dieren, kleine bessen en zaden. Met zijn lange,
scherpe snavel kan de snijdervogel gemakkelijk
prooien tussen bloemen en bladeren vandaan
halen. Bij het zoeken naar insecten gaat hij
vaak diep met zijn snavel de bloem in. Soms
neemt hij ondertussen een slokje van de
energierijke nectar.
De snijdervogel leeft van nature in open bossen,
oerwoud en mangrovemoerassen. Hij heeft zich
ondertussen goed aangepast aan het leven in de
buurt van mensen, hoewel hij meestal verborgen
blijft. De soort komt veel voor in dorpen en
zelfs steden, maar ook op plantages en
landbouwgrond. Hij foerageert zonder problemen
langs drukke wegen, op hoge balkons en zelfs in
winkelcentra. Als hij zijn nest bouwt, gaat deze
vogel vaak huizen binnen om kokosvezels uit
deurmatten te stelen.
Na de paring bouwt het vrouwtje een nest,
terwijl het mannetje haar bewaakt. Eerst trekt
ze de randen van een groot blad of een paar
kleine naar haar toe. Ze verzamelt vezels van
planten, zaden en boomschors, naast spinrag en
insectencocons. Dan rijgt ze de draden door de
gaten die ze in het blad heeft gemaakt en knoopt
ze deze vast tot een fraaie, maar stevige
conische wieg. Het mannetje helpt haar met de
bekleding van zachte materialen als wol, katoen
en gras. Nadat de eieren zijn uitgekomen, voeden
beide ouders de kuikens tot deze na twaalf tot
dertien dagen kunnen uitvliegen.
|