Rubriek :
Poolgebieden
Levensvormen aan de noordpool
Al vierduizend jaar
slagen de Eskimo�s erin zich in het barre poolklimaat te
handhaven. De zeehond is verwant aan zijn voorgangers van 12
miljoen jaar geleden. In de bevroren toendragrond zijn
voorhistorische paarden, neushorens, mammoeten, tijgers, bizons
en kamelen geconserveerd. In de zomermaanden krioelt het in het
noordpoolgebied van de bloemen en de insecten. De plantengroei
van de pooltoendra is in de afgelopen 25.000 jaar nauwelijks
veranderd.
Afbakening
Aan de hand van wat botanici ons vertellen kunnen we het
noordpoolgebied defini�ren als heel het gebied dat ten noorden
van de �boomgrens� ligt. De astronoom gaat uit van een kosmisch
gegeven, namelijk de hoek tussen de wentelingsas van de aarde en
het vlak waarin de aarde haar jaarlijkse baan om de zon
beschrijft. De grootte van die hoek heeft tot gevolg dat er ten
noorden van 66,5 graden noorderbreedte een gebied ligt waar de
zon op zijn minst ��n etmaal per jaar niet boven de horizon komt
en respectievelijk ook niet ondergaat. Die breedtecirkel
(waarvan de geografische pool zelf het middelpunt is) wordt dan
beschouwd als de begrenzing van het noordpoolgebied. Op
soortgelijke manier wordt het zuidpoolgebied begrensd door een
cirkel op 66,5 graden zuiderbreedte, met de geografische
zuidpool als middelpunt.
De afhankelijkheid van het licht
Het is bekend dat de zeedieren van de tegenwoordige
noordpool al in ontwikkeling waren lang voordat de ijstijd een
miljoen jaar geleden zijn intrede deed. Zo is bijvoorbeeld de
zeehond verwant aan dieren die daar tien tot twaalf miljoen jaar
geleden geleefd hebben, terwijl ook de schelpdieren van de
noordpool vast en zeker uit die periode stammen. In de modderige
diepten van de poolzee treft men ongeveer hetzelfde aantal
soorten aan als in de tropische tegenhanger. Koraalriffen hebben
in het noorden nooit vaste vorm kunnen aannemen wegens de
scheikundige en natuurkundige begrenzingen die een gevolg zijn
van de lage temperaturen en van het gebrek aan licht..
Zowel de grote als de kleine levende wezens in zee zijn volledig
afhankelijk van micro-organismen die in de buurt van het
wateroppervlak drijven of naar de bodem van de oceaan zinken om
daar de �zeeweiden� te vormen. Natuurkundigen noemen deze
zeeweiden �plankton�. Een gedeelte hiervan bestaat uit planten,
een ander gedeelte uit kleine viseitjes en levende
schaaldiertjes. Direct of indirect vormen zij de provisiekast
voor alle in of boven het water levende wezens.
Licht is een eerste vereiste voor de groei van plankton. In het
noordpoolgebied komt in vergelijking met andere wateren maar
weinig plankton voor en dat komt gewoonweg door de grote
verschillen in de seizoenen. Wanneer men na de lange, donkere
winter een gat in het ijs zou boren, dan zou dit tekort aan
plankton duidelijk blijken. Men zou er een kleine, uitgemergelde
schaar plantenetende dieren aantreffen, die zich in leven konden
houden doordat ze zich in de voorafgaande zomer helemaal rond
hadden gegeten. Deze kleine dieren vormen het voedsel voor een
nog kleiner aantal vleesetende soorten.
Het tekort aan licht wordt duidelijk gemaakt door de
aanwezigheid van groen- of bruinachtig schuim dat men soms onder
de ijsvelden kan zien. Dit zijn de ontelbare kleine
plantencellen die vechten voor het kleine beetje licht dat door
het ijs dringt.