|
Vissen zijn
gewervelde dieren die qua ademhaling, voorbeweging,
voedselopname en voortplanting zijn aangepast aan het
leven in het water. Zij vormen de meest soorten- en
vormrijke groep van gewervelde dieren. Veel vissen
hebben een gestroomlijnde torpedovorm, bijvoorbeeld bij
een makreel. Deze vorm biedt in het water weinig
weerstand.
De elkaar gedeeltelijk overlappende schubben hebben een
beschermende functie; een schimmel- en bacteri�nwerende
slijmlaag houdt het lichaam glad. Op de flanken, meestal
tot aan de staartwortel, ligt een reeks schubben met
pori�n, de zogenoemde zijlijn. Via een onder de huid
gelegen kanalenstelstel, het zijlijnstelsel, kunnen
veranderingen in waterdruk waargenomen worden.
Wasvissen en dolfijnen zijn geen vissen, maar aan water
aangepaste zoogdieren.
Prikken, haaien en roggen zijn in feite ook geen echte
vissen, dat wil zeggen geen beenvissen, omdat ze slechts
kraakbeen in hun skelet hebben. Daarom worden prikken,
haaien en roggen 'visachtigen' genoemd.
|