De
liervogel
Orde
: Passeriformes - familie : Menuridae - geslacht
: Menura en soort : Menura novaehollandiae. De
liervogel is ��n van de slechts twee diersoorten
binnen zijn familie.
Hoewel schuw en vaak moeilijk te zien in het
halfduister van de Australische bossen, is de
liervogel bekend vanwege zijn spectaculaire
hofmakerijen van het mannetje. Gedurende de
paartijd besteedt een mannetje uren aan het
verleiden van een reeks vrouwtjes met een
oogverblindend vertoon van golvende veren en
welluidende zang.
Zoals veel vogels met een extravagant
verenkleed, zoals wilde fazanten en
paradijsvogels, is de liervogel een ongrijpbare
bewoner van dichte bossen. Zijn belangrijkste
leefgebieden, de gematigde en subtropische
regenwouden van Zuidoost-Australi�, zijn
grotendeels verdwenen of versnipperd geraakt.
Tijdens de nacht roest deze vogel veilig hoog in
het kronendak, buiten bereik van de
bodembewoners onder de roofdieren. Overdag
foerageert hij echter op de bosgrond. Deze vogel
is geen sterke vlieger - het liefst klapwiekt
hij stevig met de vleugels en glijdt dan door de
lucht. Gewoonlijk vertrouwt hij op zijn scherpe
ogen en lange poten om uit de problemen te
blijven.
Aan het einde van de winter verandert de
mannetjesliervogel van een solitair schepsel in
een flamboyante ladykiller. Verspreid over zijn
territorium maakt hij aarden heuveltjes. Op deze
podia vertoont hij zijn zangkunsten, terwijl hij
zijn zilveren staartveren boven zijn kop
uitwaaiert. Deze show trekt al snel een vrouwtje
aan en het mannetje danst om haar heen,
schuddend met zijn staart en klikkende en
rinkelende geluiden makend. Na de paring
verliest het mannetje zijn belangstelling. Het
vrouwtje bouwt een gewelfd nest voor haar ene
ei. Ze doet lang over het uitbroeden en verlaat
het nest geregeld om eten te zoeken. Het kuiken
wordt tot acht maanden door zijn moeder gevoed,
voor het zijn eigen territorium opeist.
Deze vogel eet insecten, spinnen, aardwormen en
vergelijkbare beestjes die hij op de grond kan
vinden. Een liervogel eet zelfs schorpioenen
ondanks de krachtige steken van dit dier. Hij
graaft tot twaalf cm diep in de bosbodem en
grijpt alle diertjes die te voorschijn komen.
Ook pikken ze in rottend hout, op zoek naar
kevers, vette keverlarven, duizendpoten en
houtluizen. Dit soort prooi is volop te vinden
in het milde Australische klimaat. Daarom hoeft
de vogel zijn dieet zelden aan te passen of
verder te trekken om voedsel te vinden.
In de negentiende eeuw waren de staartveren van
liervogels zeer gewild als decoratie voor hoeden
en werd er meedogenloos jacht gemaakt op deze
dieren. De soort werd gered dankzij
veranderingen in de mode en intensieve campagnes
door vroege vogelbeschermers. De soort staat
echter opnieuw onder druk nu de dichte bossen in
de gematigde zone waar hij leeft geleidelijk
worden terug gedrongen.
|