Rubriek : De
mens - algemeen
De onoverwinnelijke Lodewijk
XIV
In
1674 heropende Lodewijk de Veertiende de strijd op drie fronten.
Met een leger viel hij zelf Franche Comt� aan, het
Vrijgraafschap Bourgondi�, dat van de Spaanse Habsburgers was.
Maarschalk Turenne moest de krijgsoperaties in Duitsland leiden,
terwijl Cond� tegen de Nederlanden moest oprukken. Na een
aanvankelijk succes moest Turenne zich uit de Palts
terugtrekken. In de Zuidelijke Nederlanden, waar stadhouder
Willem III aan de oorlog deelnam, bleef de strijd onbeslist. De
prins veroverde wel in november Grave, Hoei en Dinant, maar deze
plaatsen gingen later weer verloren. Een groot nadeel voor de
prins was, dat de generaals van de Duitse keizer met Frans geld
waren omgekocht. Hun medewerking was dus maar bijzonder gering.
De Zweden vielen, eveneens dankzij goud uit de Franse schatkist,
het keurvorstendom Brandenburg binnen. Frederik Willem van
Brandenburg marcheerde daarop in hoog tempo naar zijn land terug
en versloeg de Zweden bij Fehrbellin. Zo hadden de Fransen
voorlopig geen last van hem. Intussen had de Duitse keizer
problemen in Hongarije en had Spanje het nodige te stellen met
een opstand in Messina. Deze ontwikkelingen waren voor Lodewijk
XIV zo gunstig, dat hij de raad van zijn medewerkers om vrede te
sluiten, in de wind sloeg.
De strijd in de Zuidelijke Nederlanden verliep inderdaad gunstig
voor de Fransen. In Duitsland echter had ��n van de bekwaamste
generaals, Montecuculi, de vrije hand gekregen in de strijd
tegen de Fransen. Op 27 juli 1675 raakte hij bij het dorp
Sasbach slaags met Turenne. Al in het begin werd de Franse
aanvoerder dodelijk getroffen. De Franse troepen zonk toen de
moed in de schoenen. Ze boden weinig weerstand en werden met
ernstige verliezen naar de Rijn terug gedreven. Lodewijk de
Veertiende was geschokt toen hij het bericht van de dood van
zijn beste generaal vernam. We verliezen alles, want Turenne is
dood, riep hij vertwijfeld uit.
Na het sneuvelen van Turenne kreeg Cond� het opperbevel over de
Franse troepen in Duitsland. Zijn resultaten echter waren
uiterst mager. Enige tijd later legde hij het opperbevel neer en
keerde naar Frankrijk terug. In 1686 overleed Cond�, stil en
vergeten. Cond� werd opgevolgd door maarschalk Luxembourg, maar
ook deze boekte geen successen meer. Integendeel, om het
opdringen van de vijand tegen te gaan, wist hij niets beters te
doen dan het land tussen de rivieren Saar, Moezel en Rijn plat
te branden. Verdrijven liet hij zich nochtans niet.
Prins Willem III zag geen kans een overwinning op de Franse te
behalen. Ook hij gaf de strijd niet op, maar wel viel de ene na
de andere versterkte stad in Franse handen. Het laatste treffen
van deze oorlog tussen Willem III en maarschalk Luxembourg vond
plaats op 14 augustus 1678. Dat vier dagen tevoren de vrede was
gesloten, wisten geen van beiden. Aangezien de onderhandelingen
over vrede al een paar jaar in Nijmegen aan de gang waren,
hadden ze ook niet op bericht zitten te wachten.
De Republiek had de vrede tegen de zin van haar bondgenoten
gesloten. Ook Willem III was het er helemaal niet mee eens. De
Republiek raakte niets kwijt, maar Spanje verloor het
Vrijgraafschap Bourgondi�. Ook de keurvorst van Brandenburg
moest tenslotte vrede sluiten.
De oorlog, die zes jaar had geduurd, had aangetoond dat
Frankrijk onder Lodewijk de Veertiende een geduchte macht kon
ontplooien. De Franse koning werd door zijn hovelingen als een
zegevierende held toegejuicht. Hij was echter beslist niet van
plan om het daarbij te laten. Al direct na het sluiten van de
vrede bereidde hij zich voor op een nieuwe oorlog. Zowel het
leger als de vloot van Frankrijk werden in aanzienlijke mate
versterkt. De beroemde vestingbouwer Vauban legde een gordel van
versterkingen aan langs Franse grenzen. Tegelijkertijd moesten
diplomaten van de koning de andere Europese vorsten met geld en
mooie woorden zien te be�nvloeden en om te kopen. De Franse
invloed strekte zich uit tot Polen, Hongarije en Turkije.
Duitsland met zijn vele vorstendommen was eveneens een geliefd
jachtterrein voor de Franse diplomaten.
Met het grote rijk van Karel de Grote voor ogen, had Lodewijk
XIV in 1657/1658 zelfs geprobeerd zich tot keizer van Duitsland
te laten kiezen. Dat was hem echter niet gelukt. Maar het toeval
kwam hem te hulp waardoor hij toch de gelegenheid kreeg stukken
Duits grondgebied bij Frankrijk te voegen onder de schijn van
rechtsgeldigheid. Een lid van het Parlement van Metz (dat was
een hoge rechtbank) had ontdekt dat sommige tot het Duitse Rijk
behorende gebieden eens Frans waren geweest. Hij deed verslag
van zijn vondst aan de Franse minister Louvois en deze legde op
zijn beurt de zaak voor aan koning Lodewijk. Deze was meteen
geestdriftig en gaf opdracht commissies in te stellen om die
verder uit te zoeken. Deze commissies werden Herenigingskamers
of Chambres de R�union genoemd. Er waren er vier, met zetels te
Metz, Doornik, Breisach en Besan�on. Duitse vorsten moesten voor
de Herenigingskamers verschijnen en de uitspraken ervan werden
door de Franse koning met wapengeweld afgedwongen. Zelfs de
rijksstad Straatsburg, van zoveel belang voor de Duitse keizer,
werd in 1681 door Franse troepen verrast. Niemand van de
tegenpartij waagde het zich te verzetten.
(foto : schilderij met de Zonnekoning die persoonlijk aan de
veldtocht deelneemt)