Rubriek :
Ziekten en
aandoeningen overzicht
Longkanker
Wat is longkanker?
Longkanker is een kwaadaardig gezwel in de longen, dat zich snel
kan verspreiden naar andere lichaamsdelen. Het is een
levensbedreigende ziekte omdat ze in een vroeg stadium
nauwelijks symptomen veroorzaakt en er vaak al uitzaaiingen zijn
op het moment dat de ziekte door een arts wordt vastgesteld.
Er zijn grosso modo twee grote soorten longkanker, afhankelijk
van hoe de cellen er onder de microscoop uitzien: kleincellige
en niet-kleincellige. De twee soorten groeien en zaaien zich op
een andere manier uit, en worden dan ook anders behandeld.
Kleincellige longkanker wordt ook oat cell cancer genoemd. Deze
kanker groeit over het algemeen sneller dan niet-kleincellige
longkanker en kan zich ook sneller uitzaaiien naar de
lymfeklieren en andere organen zoals de hersenen, de lever en de
botten. Niet-kleincellige longkanker komt vaker voor dan
kleincellige: ongeveer 10 � 20% van alle longkankers zijn van
het kleincellige type.
Het Vlaams Kankerregistratienetwerk registreerde in 1999 in
Vlaanderen 3.443 nieuwe gevallen van longkanker. Longkanker is
daarmee de op een na meest voorkomende kanker bij mannen (na
prostaatkanker), en de vijfde kanker bij vrouwen. Longkanker is
zelfs de meest voorkomende kanker bij mannen tussen 45 en 59
jaar. Het aantal mannen dat aan de ziekte sterft, daalt de
laatste jaren; het aantal vrouwen stijgt echter (bron: Vlaamse
Gezonheidsindicatoren 1999).
Onderzoeken?
De meeste longkankers veroorzaken geen symptomen in een vroeg
stadium, waardoor de ziekte pas laat ontdekt wordt, vaak als er
al uitzaaiingen zijn. Een aantal symptomen kunnen toch op
longkanker wijzen: een aanhoudende hoest, constante pijn in de
borst, kortademigheid, heesheid, bloedfluimen, gewichtsverlies
of een vaak terugkerende longontsteking of bronchitis. De
huisarts zal een pati�nt als hij het nodig acht doorverwijzen
voor verder onderzoek.
Een arts kan r�ntgenfoto's van de longen laten nemen (ook
thoraxfoto genoemd) of scans. Er zijn verschillende soorten
scans: een CT-scan (zeer gedetailleerde r�ntgenfoto's van het
lichaam), een MRI (magnetic resonance imaging, beelden van het
inwendige lichaam gemaakt met een sterke magneet en radiogolven)
of een PET-scan (positron emission tomography, waarbij een
radioactieve vloeistof ingespoten wordt om bepaalde delen van de
longen beter zichtbaar te maken op foto). Daarnaast kunnen
longkankercellen opgespoord worden met een sputumonderzoek, het
onderzoek onder de microscoop van opgehoest slijm. Ter
bevestiging van de diagnose is altijd een biopsie nodig. Bij een
biopsie wordt met een kleine ingreep een stukje weefsel uit de
long verwijderd en in het laboratorium onderzocht. Aan de hand
daarvan kan worden vastgesteld of iemand kanker heeft. Weefsel
wegnemen kan met een buisje door de luchtpijp (bronchoscopie) of
met een naald (naaldbiopsie of longpunctie ).
Als de diagnose longkanker gesteld is, willen de artsen weten in
welk stadium de ziekte zich bevindt, of de kanker zich
uitgezaaid heeft en zo ja, naar welke lichaamsdelen. Het stadium
van de ziekte helpt de artsen mee de behandeling te bepalen.
Daarom volgen nog ��n of meer van de volgende onderzoeken: een
CT-scan, een MRI, een mediastinoscopie of mediastinotomie
(onderzoek onder volledige verdoving waarbij via een buisje
lymfeklierweefsel bekeken en weggenomen wordt uit het midden van
de borstkas (het mediastinum), om te zien of de kanker zich
uitgezaaid heeft naar de lymfeklieren in de borstkas), een
botscan (om te zien of er uitzaaiingen zijn in de botten), een
echografie of CT-scan van de lever, een PET-scan, een
ademhalingstest en bloedtesten.
Behandeling?
Longkanker kan behandeld worden met een operatie om de kanker
weg te snijden (chirurgie), met medicijnen (chemotherapie) en/of
bestraling (radiotherapie). De behandelende arts zal meestal een
combinatie van deze verschillende methoden adviseren,
afhankelijk van de aard en locatie van de tumor, de
uitgebreidheid, de algemene conditie en de leeftijd van de
pati�nt. De behandeling van longkanker heeft in de meeste
gevallen als doel de ziekte onder controle te houden en/of de
levenskwaliteit van de pati�nt te verbeteren door de
ziektesymptomen te bestrijden. Men noemt dit een palliatieve
behandeling. Een kleiner aantal pati�nten krijgt een behandeling
gericht op genezing (een curatieve behandeling).
De behandelende arts kan een pati�nt vragen om deel te nemen aan
wetenschappelijk onderzoek (ook een klinische studie of trial
genoemd). Voor pati�nten betekent de deelname aan een studie
vaak een extra behandelingsmogelijkheid. In klinische studies
testen artsen of een nieuw geneesmiddel of een nieuwe
behandeling veilig is en betere resultaten oplevert dan de
bestaande behandelingen. Een pati�nt doet echter alleen maar mee
als hij daar uitdrukkelijk toestemming voor geeft.
Chirurgie
Afhankelijk van het soort kanker en het stadium van de ziekte,
kan de longtumor, met een marge gezond weefsel en vaak ook
enkele lymfeklieren, chirurgisch verwijderd worden. Bij de
operatie kan een klein stuk van de long weggenomen worden, ��n
longkwab (deel van een long) of een hele long. Sommige
longtumoren kunnen door hun ligging of door de grootte niet
operatief verwijderd worden. Of een pati�nt al dan niet
geopereerd kan worden, hangt ook af van zijn algemene toestand.
Chirurgie, al dan niet aangevuld met radio- en/of chemotherapie,
is de meest gebruikelijke manier om niet-kleincellige longkanker
te behandelen. Bij kleincellige longkanker wordt zelden
chirurgie gebruikt.
Bijwerking
Een longoperatie is een ingrijpende operatie. Als een hele long
of een deel weggenomen is, vult de vrijgekomen ruimte in de
borstkas zich met vocht. Vaak is de hulp van een kinesitherapeut
nodig om weer te leren diep te ademen en slijm op te hoesten.
Het kan weken tot maanden duren voor een pati�nt zijn kracht en
energie terugheeft. Pati�nten bij wie de longen (los van de
kanker) niet in optimale conditie verkeren (bijvoorbeeld door
chronische bronchitis, wat veel voorkomt bij rokers), kunnen na
de operatie kortademig worden.
Chemotherapie
De naam chemotherapie verwijst naar de behandeling met
geneesmiddelen die kankercellen vernietigen of hun groei remmen.
De medicijnen worden via de mond ingenomen en/of rechtstreeks in
de bloedbaan gebracht met een injectie of met een infuus, waarna
ze zich door het hele lichaam verspreiden en ook kankercellen in
metastasen op afstand kunnen bereiken.
Niet alle kankercellen zijn even gevoelig voor dezelfde
medicijnen. Daarom wordt vaak een combinatie (een cocktail) van
celremmende geneesmiddelen (cytostatica) voorgeschreven.
Chemotherapie is de meest toegepaste behandeling van alle stadia
van kleincellige longkanker. Chemotherapie kan ook kankercellen
buiten de longen treffen, bijvoorbeeld in de lever. Met
chemotherapie kunnen ook symptomen van de ziekte verzacht
worden, zoals bijvoorbeeld hoesten en benauwdheid.
Bijwerkingen
Chemotherapie tast behalve de kankercellen ook gezonde cellen
aan. Daardoor kunnen er tijdelijk bijwerkingen optreden:
vermoeidheid, misselijkheid en braken, verminderde eetlust,
haaruitval, ontstoken mond, verhoogde kans op infecties door een
tekort aan witte bloedcellen,... Ze verschillen van persoon tot
persoon, en hangen onder andere af van de medicijnen, de
hoeveelheid geneesmiddelen en de duur van de behandeling. Na de
behandeling verdwijnen de meeste bijwerkingen.
Radiotherapie
Radiotherapie is een behandeling met radioactieve stralen om
kankercellen te vernietigen. Bij radiotherapie wordt
radioactieve energie in de vorm van een stralenbundel (te
vergelijken met een lichtbundel) precies gericht op de plaats
van het gezwel of de plaats waar het gezwel zich bevond. De
bestraling kan van een machine buiten het lichaam komen
(uitwendige bestraling) of van radioactief materiaal dat in de
tumor wordt ingebracht (inwendige bestraling of brachytherapie).
Longkanker wordt meestal uitwendig bestraald.
Radiotherapie is bij longkankerpati�nten soms de enige
behandeling. Andere pati�nten krijgen bestraling in combinatie
met chemotherapie en/of chirurgie. Zo worden pati�nten na een
operatie soms bestraald om kankercellen te vernietigen die nog
in de long zijn achtergebleven. Bij pati�nten met kleincellige
longkanker worden ook de hersenen soms bestraald, ook al zijn
daar geen kankercellen te vinden. Deze bestraling dient om te
voorkomen dat er zich uitzaaiingen vormen in de hersenen.
Radiotherapie kan ook worden gebruikt als palliatieve
behandeling: om bijvoorbeeld klachten als bloed opgeven, hoesten
en benauwdheid te verminderen of om pijn te verzachten.
Het gebied dat moet worden bestraald, verschilt per pati�nt, en
ook de duur van de bestralingskuur, de intensiteit en het
bestralingsschema (het aantal bestralingen) kunnen vari�ren. De
bestraling op zich is pijnloos.
Bijwerkingen
Bestraling van de long heeft ook invloed op de gezonde cellen in
het bestraalde gebied. De huid kan bijvoorbeeld roder en
gevoelig worden. Als de slokdarm in het bestraalde gebied ligt,
kunnen ook slikproblemen voorkomen. Ook misselijkheid,
vermoeidheid en een verminderde eetlust zijn vaak voorkomende
bijwerkingen. Deze bijwerkingen verdwijnen normaal een tijd na
het be�indigen van de therapie. Wie op het hoofd bestraald wordt
(voor hersenmetastasen), kan last hebben van hoofdpijn,
vermoeidheid, misselijkheid en blijvend haarverlies op de
bestraalde plaats.
Andere medische behandelingen
Andere behandelingen zijn bijvoorbeeld lasertherapie
(plaatselijk vernietigen van tumorweefsel met laserlicht) of
targettingtherapie (algemene behandeling met medicijnen, meer
specifiek doelgericht op tumorcellen alleen).
Na de behandeling?
Geneeskansen
De kans op genezing hangt bij kanker van veel dingen af: van het
stadium waarin de ziekte verkeert bij de diagnose, van de
leeftijd en algemene toestand van de pati�nt, de grootte van de
tumor, of er al dan niet uitzaaiingen zijn, van de behandeling
enz. Aangezien longkanker vaak pas wordt vastgesteld als de
ziekte zich al uitgezaaid heeft, zijn veel behandelingen gericht
op het remmen van de ziekte en het verlichten van symptomen.
Nazorg
Leven met een ernstige ziekte als kanker is een hele beproeving.
Behalve de fysieke ongemakken die de medische behandeling
meebrengt, worden de meeste kankerpati�nten geconfronteerd met
allerlei zorgen, angsten en onzekerheden. Hulp bij de praktische
�n bij de emotionele aspecten van de ziekte is vaak welkom. Het
begrip "nazorg" houdt dan ook veel in: medische begeleiding,
psychische en sociale opvang, en/of palliatieve zorg.
Deel van de nazorg is een geregeld medisch onderzoek
(bloedafname, r�ntgenfoto's...) om te zien of de ziekte onder
controle is. Praat met uw behandelend arts over mogelijke
symptomen, bijwerkingen of fysieke problemen. Aarzel niet om hem
alles te vragen, hoe onbenullig het ook mag lijken. Hij kent uw
ziekte en het verloop immers het best. Hij kan ook advies geven
over verdere behandelingen, bijvoorbeeld om symptomen van de
ziekte te bestrijden.
Familie, vrienden en verwanten kunnen eveneens veel steun
bieden. Het kan ook helpen om over de ziekte te praten met
andere longkankerpati�nten. Of misschien heeft u nood aan een
anoniem luisterend oor, deskundig advies of een bemoedigend
gesprek? Aarzel niet en bel de Vlaamse Kankertelefoon :
078/150.151. U kan er ook informatie krijgen over verdere
begeleiding van pati�nten, over contact met lotgenoten
(bijvoorbeeld via zelfhulpgroepen), sociale voorzieningen voor
pati�nten, alternatieve behandelingsmethoden, palliatieve zorg
enz.