Rubriek :
Historische figuren
Louis Couperus
Couperus, Louis,
voluit Louis Maria Anne ('s-Gravenhage 10 juni 1863 - De Steeg
16 juli 1923), Nederlands schrijver, was afkomstig uit een
familie van Nederlandsch-Indische ambtenaren en bracht een deel
van zijn jeugd op Java door. Mislukt op de Haagse HBS, studeerde
hij op advies van Ten Brink Nederlands (MO-akte 1886). Hij
debuteerde als dichter in De Gids en werkte ook mee aan De
Nederlandsche Spectator. Zijn po�zie was voor de Nieuwe-Gids'ers
onaanvaardbaar. In het proza verwezenlijkte Couperus zijn
bijzondere aanleg. Zijn oeuvre is even verscheiden als
omvangrijk. Het omvat drie groepen van min of meer
bijeenbehorende werken. In de eerste plaats zijn er de
psychologisch-realistische romans, vnl. in Den Haag gesitueerd,
vanaf Eline Vere (1889) tot Van oude menschen, de dingen die
voorbijgaan (2 dln., 1906), en als breed panorama van weelde,
decadentie, standswaan, levensmoeheid, maar ook
levensaanvaarding: De boeken der kleine zielen (4 dln.,
1901-1903). In 1891 trouwde Couperus met zijn nicht Elisabeth
Baud. Het echtpaar verbleef veelal in Zuid-Frankrijk of Itali�.
De tweede groep, de historische romans, heeft een mediterraan
karakter: de romans zijn bijna alle gesitueerd in het
Middellandse-Zeegebied, waarvan de auteur landschap en klimaat
uit ervaring kende en waarvan hij de oude culturen bestudeerde
en met verfijnde intu�tie onderging. De berg van licht (3 dln.,
1905-1906) tot en met Iskander (1920) zijn het resultaat van
grandioze, soms overladen verbeeldingen, doordrenkt van
decadentie en pessimisme, gegrond op de ontbindende kracht van
de tijd. Intussen was Couperus begonnen met het schrijven van
feuilletons voor het Haagse dagblad Het Vaderland. In deze lange
reeks van verhalen, causerie�n, brieven, impressies, essays en
sprookjes - de derde groep - ontwikkelde hij een geheel eigen
stijl; ze zijn de neerslag van de ironische geest van de
toeschouwer, genietend van wat het vluchtige leven biedt. In dit
journalistieke werk, schijnbaar moeiteloos geschreven, heeft hij
zijn wezen in voorname kracht en menselijke zwakheid onverhuld
geopenbaard. Wellicht mede als gevolg van zijn seksuele
geaardheid, zijn dandyisme, zijn esthetisme, melancholie en
fatalisme is Couperus - ondanks een grote kring van bewonderende
lezers, ondanks zijn vertalingen die gewaardeerd werden -
tijdens zijn leven onderschat gebleven; pas bij zijn zestigste
verjaardag werd hij gehuldigd. De erkenning van zijn
uitzonderlijke gaven is in de jaren dertig en vooral na 1945
algemeen geworden; geen proza�st van zijn generatie evenaart hem
in veelzijdigheid, vakmanschap en psychologisch begrip. Zijn
Verzamelde werken, in twaalf delen, verschenen in de jaren
1952-1957 (herdrukt in 1975); zijn po�zie verscheen in Nagelaten
werk, uitgegeven door R. Erbe (1976). In 1987 verschenen de
eerste twee delen van de wetenschappelijk verantwoorde uitgave
van zijn werk (Volledige werken).