Luipaardkikker
De
Rana pipiens leeft in zoet water tot brakke
moerassen in droge, bergachtige streken. Hij
wordt vijf tot twaalf cm lang.
De slanke luipaardkikker is een makkelijk te
herkennen soort, met grote vlekken op het
lichaam en duidelijke ribbels op de rug. Het is
het Noordamerikaanse amfibie met de grootste
verspreiding; de tekening en de helderheid van
de vlekken vertonen grote variaties. Hij past
zich bij iedere omgeving aan, mits er permanent
water in voorkomt. Even gemakkelijk is hij met
zijn menu, waarvan insecten, spinnen en
kreeftjes het hoofdbestanddeel vormen. Hoewel
hij overwegend een nachtdier is, kan de
luipaardkikker soms ook overdag voedsel gaan
zoeken. Als hij gestoord wordt, springt hij weg
in een reeks zigzagsprongen om zijn toevlucht in
het water te zoeken.
In het noorden van het verspreidingsgebied duurt
het voortplantingsseizoen van maart tot juni;
meer naar het zuiden kunnen de kikkers op
praktisch ieder tijdstip van het jaar paren,
mits er voldoende regen is gevallen. De
mannetjes verzamelen zich op de paarplaatsen en
maken lage, knorrende geluiden om de wijfjes te
lokken. Ieder wijfje legt ongeveer
twintigduizend eieren, die op de bodem op
waterplanten worden afgezet en na ongeveer vier
weken uitkomen. De kikkervisjes metamorfoseren
tot volwassen vorm in zes maanden tot twee jaar,
afhankelijk van de temperatuur en andere
milieu-omstandigheden.
|