De
makreel
De makreel of Scomber scombrus.
Beschrijving
Eerste rugvin met elf tot dertien slanke
stekels; tweede rugvin met elf tot dertien
vinstralen en vijf bijvinnen; anaalvin met
twaalf tot veertien vinstralen en vijf
bijvinnen; borstvinnen met achttien tot twintig
vinstralen.
Rug en bovenzijde van de flanken glanzend
blauwgroen met zwarte, onregelmatig gevormde
lijnen en vlekken; onderzijde van de flanken en
buik wit met roze en goudkleurige tinten, nooit
met pigmentvlekken. Spoelvormig lichaam en
spitse snuit.
Makrelen moeten blijven zwemmen om voldoende
zuurstofrijk water langs hun kieuwen te laten
stromen. Een onderbreking van de waterstroom kan
de dood tot gevolg hebben; gevangen ondermaatse
makreel is altijd ten dode opgeschreven. Het
voedsel van makrelen bestaat uit dierlijk
plankton en kleine vissen, voornamelijk
zandspiering en sprot. Makreelachtigen zijn
commercieel zeer belangrijke vissen en worden -
omdat ze in scholen zwemmen - snel overbevist.
Er zijn twee belangrijke paaigebieden in
noordwestelijk Europa : de centrale Noordzee en
het zeegebied ten zuiden van Ierland. Het
broedsucces hangt in grote mate af van de
temperatuur van het oppervlaktewater in het
paaigebied.
Lengte
Maximaal 66 cm.
Verspreiding
Noord-Atlantische Oceaan, Noordzee en Oostzee.
Langs onze kust algemeen.
|