Mandril
Groep : op het land levende
zoogdieren
De
mandril lijkt op een aap met oorlogskleuren. Hij
heeft enorme snijtanden ter grootte van de
duimen van een mens en leeft gewoonlijk in een
groep of harem, geleid door een dominant
mannetje. Dit mannetje dat aan het hoofd staat
is het meest kleurrijke lid van zijn troep, die
voornamelijk uit vrouwtjes bestaat. Hij heeft
een kenmerkende blauwe, paarse en rode tekening,
een feloranje kin, snorharen aan de zijkant en
een blauw tot lichtpaars achterste. Ondanks zijn
woeste verschijning, is de mandril tot een schuw
dier en veel van zijn levensstijl en gedrag
blijft voor ons een mysterie.
Mandrils leven in grote troepen die voornamelijk
uit vrouwtjes bestaan. Binnen iedere troep zijn
verschillende harems, ieder met ��n mannetje.
Een dominant mannetje voegt zich bij een harem
voor alleen de paartijd, of als permanent lid.
Andere mannetjes kunnen zich erbij voegen, maar
zijn dan lager in rang, terwijl sommige
grotendeels solitair leven. De groepsgrootte
varieert van kleine harems van vijftien tot
dertig dieren, tot grotere troepen van
driehonderd dieren. In het verleden, toen er nog
volop mandrils waren, voegden ze zich soms samen
tot een supertroep van meer dan duizend dieren.
Overdag brengen mandrils het grootste deel van
hun tijd door met voedsel zoeken op de grond.
Iedere nacht kiezen ze een nieuwe slaapplaats in
de bomen om roofdieren te ontlopen. Ze markeren
hun territorium met geur en verdedigen het
tegenover rivalen. Net als andere primaten,
vlooien mandrils regelmatig elkaars vacht.
De bosachtige leefgebieden van de mandrils
worden in angstaanjagend tempo vernietigd, dat
wil zeggen dat deze soort ernstig wordt
bedreigd. In het wild zijn er nog maar ongeveer
drieduizend over. Ook worden mandrils gedood
voor hun vlees. Deze problemen worden verergerd
door hun langzame voortplanting, wat de afname
van de soort nog meer versterkt.
De mandril schuimt de bosbodem af op zoek naar
voedsel en gebruikt zijn handen om stenen om te
keren, onder begroeiing te kijken en eten in
zijn mond te stoppen. Hij kan een kieskeurige
eter zijn, en voedsel weggooien omdat hij het
niet lust. Zijn favoriete voedsel is fruit, maar
hij eet ook insecten, kleine zoogdieren en
planten. Van mandrils is bekend dat ze zelfs
grotere zoogdieren doden, zoals watervogels en
antilopen, door in een groep te jagen. Ze leggen
per dag wel acht kilometer af, en houden contact
door middel van gegrom.
Iedere harem heeft gewoonlijk een dominant
mannetje of 'pasja', die beduidend groter en
kleurrijker is dan de andere. Dit dient om zijn
geslacht en mannelijkheid te bewijzen, en hij
paart met de volwassen vrouwtjes. Jongen worden
geboren met een zwarte vacht en roze huid, en
worden gezoogd. Ze reizen met de moeder mee,
eerst stevig aan haar buik geklemd, later
zittend op haar rug. Jonge vrouwtjes blijven
gewoonlijk binnen de harem waarin ze geboren
worden, terwijl jonge mannetjes grotendeels
wegtrekken en solitair leven.
|