Rubriek :
Historische figuren
Maria Stuart
Maria Stuart (Linlithgow
7 dec. 1542 - Fotheringhay 8 febr. 1587), koningin van Schotland
van 1542 tot 1567, was een dochter van Jacobus V van Schotland
en Maria de Guise en werd enkele dagen voor de dood van haar
vader geboren. De kroon van Schotland ging toen op haar over.
Als regent trad eerst James Hamilton op, daarna Maria de Guise.
In 1548 werd Maria Stuart verloofd met de Franse kroonprins, de
latere koning Frans II, en naar Frankrijk gezonden, waar zij aan
het hof werd opgevoed. Op 24 april 1558 werd het huwelijk tussen
Frans en Maria voltrokken. Op 5 dec. 1560 werd Maria weduwe. In
aug. 1561 keerde zij naar Schotland terug om daar zelf de
regering te aanvaarden.
Intussen waren in Schotland hevige twisten ontstaan, waarbij het
godsdienstige en het politieke element onontwarbaar met elkaar
verweven waren. De protestanten hadden de steun van Engeland,
terwijl Maria reeds van Frankrijk uit de politiek van haar
moeder had voortgezet, dwz. ter handhaving van het
rooms-katholieke geloof en het koninklijk gezag de steun van
Frankrijk had aanvaard. Bovendien eiste Maria dat zij door
koningin Elizabeth I van Engeland als naastgerechtigde tot de
Engelse troon zou worden erkend (deze op zichzelf
gerechtvaardigde aanspraken vormden voor Elizabeth een groot
gevaar; haar rooms-katholieke onderdanen zouden eventueel Maria
in plaats van haar zelf als wettige koningin kunnen erkennen).
Na Maria's aankomst in Schotland stond de zaak van de
protestanten er zo gunstig voor, dat zij dezen ruime concessies
moest doen. Aan de betrekkelijk rustige toestand die ontstaan
was, maakte zij zelf een eind door in 1565 Darnley (hij stamde
evenals Maria af van de Engelse koning Hendrik VII) te huwen.
Deze kon ook aanspraken op de Engelse kroon maken; bovendien
zagen de Engelse rooms-katholieken een leider in hem. De
aanstoot die zij door haar persoonlijk leven gaf, maakte het
Maria onmogelijk haar plan uit te voeren het rooms-katholieke
geloof en de Rooms-Katholieke Kerk systematisch weer in hun
macht en aanzien te herstellen. Op 10 febr. 1567 werd Darnley
vermoord. De vraag in hoeverre Maria Stuart hierbij betrokken
was is nooit opgehelderd. (Darnley was verantwoordelijk voor de
moord op Maria's secretaris Rizzio in maart 1566). Toen zij op
15 mei 1567 Bothwell huwde, eerst volgens de hervormde, daarna
volgens de rooms-katholieke ritus, brak in Schotland een
algemene adelsopstand uit. Nadat zij bij Edinburgh (Carbury Hill)
verslagen was, viel zij in handen van de opstandelingen, die
haar op Lochleven Castle opsloten. Op 24 juli 1567 abdiceerde
Maria ten gunste van haar zoon, Jacobus VI (de latere Jacobus I
van Engeland). In mei 1568 wist zij te ontsnappen. Nadat haar
aanhang op 13 mei bij Langside was verslagen, moest zij
vluchten. Zij vroeg en verkreeg asiel van Elizabeth. Hoewel
Maria goed bewaakt werd, werden geen bijzondere maatregelen
tegen haar genomen, aangezien Elizabeth de rooms-katholieke
mogendheden van het continent geen aanleiding tot agressie wilde
geven. Weldra gingen echter de rooms-katholieke machten, onder
beroep op Maria's rechten, toch tot actie over. In nov. 1569
brak ten gunste van Maria een rooms-katholieke opstand in
Noord-Engeland uit, waarvan de leiders, de graven van
Northumberland en Westmorland, verbindingen met de paus en met
Spanje onderhielden. Intussen waren brieven te voorschijn
gekomen, die Maria aan James Hepburn Bothwell zou hebben
geschreven tijdens haar gevangenschap en waaruit het bestaan van
een liefdesverhouding tussen Maria en Bothwell tijdens het leven
van Darnley en de medeplichtigheid van Maria aan de moord op
Darnley bleken. De echtheid van deze Casket Letters, die ook
sonnetten bevatten, is nooit bewezen, maar de onechtheid ervan
evenmin. Elizabeth gebruikte ze in ieder geval van meet af aan
als een wapen tegen Maria, tegen wie zij na het onderdrukken van
de opstand ook strengere maatregelen begon te nemen. Maria werd
naar Coventry overgebracht.
Na de excommunicatie van Elizabeth door de paus bleef Maria het
middelpunt van de gecombineerde acties van Spanje, de Guises,
het pauselijk hof en de rooms-katholieken in Schotland en
Engeland tegen Elizabeths bewind. Om politieke redenen bleef de
Engelse koningin echter in het defensief, totdat in de jaren
1583 en 1584 complotten ontdekt werden die direct tegen haar
leven gericht waren en die van Spanje en van Engelse
rooms-katholieken waren uitgegaan. Steeds bleken de
samenzweerders Maria op de troon te willen brengen. Een actieve
deelneming van Maria's zijde kon nooit worden bewezen, maar zij
handhaafde wel nog steeds haar aanspraken op de Engelse troon,
waardoor zij de samenzweringen indirect aanmoedigde. In Engeland
werd nu de aandrang om Maria uit de weg te ruimen zeer sterk. Er
werd een wet aangenomen die bepaalde dat een persoon te wiens
gunste een aanslag op het leven van Elizabeth zou worden gedaan,
zelf ook ter dood zou worden gebracht. Bij het opsporen van voor
Maria belastende feiten speelde Sir Francis Walsingham,
secretaris van Elizabeth, een belangrijke rol. De ontdekking van
het complot van Babington gaf de doorslag. Maria werd naar het
kasteel Fotheringhay (Northumberland) overgebracht en in staat
van beschuldiging gesteld. Zij bleef ontkennen iets met
Babington uitstaande te hebben gehad, maar de regering maakte
van het vele materiaal dat zij verzameld had een zodanig
gebruik, dat het voor Maria onmogelijk werd het bewijs van haar
onschuld te leveren. Een speciale regeringscommissie verklaarde
haar schuldig aan hoogverraad. Koningin Elizabeth deinsde er nog
steeds voor terug Maria Stuart ter dood te laten brengen, maar
het parlement en de ministers eisten haar terechtstelling,
waarna zij werd onthoofd.
Het leven van Maria Stuart is vele malen onderwerp van
schrijvers en dichters geweest, aanvankelijk vooral als
martelares (Joost van den Vondel, Maria Stuart of gemartelde
majesteit, 1646). Sinds de 17de eeuw traden bij de behandeling
van de stof erotische motieven meer op de voorgrond (L'�cossoise
ou le d�sastre, 1601, drama van A. de Montchr�tien; La reyna
Maria Estuarda, ca. 1660, drama van J.B. Diamante). Motivisch
veel omvattend is Schillers drama Maria Stuart (1801). Meer dan
tien opera's zijn aan Maria Stuart gewijd (meestal gebaseerd op
Schillers drama), waarvan Maria Stuarda (Donizetti, 1834) de
bekendste is en Mary, Queen of Scots (Thea Musgrave, 1977) de
recentste.