Meinertzhagenzwijn
Groep : op het land levende
zoogdieren
Het
meinertzhagenzwijn is familie van de varkens (Suidae)
waartoe ook het wild zwijn en de kwetsbare
babiroesa behoren. Het grootste varken ter
wereld prefereert een rustig bestaan. Hij heeft
een groot lijf en een schuwe natuur. Overdag
trekt hij binnen zijn territorium van de ene
plek naar de andere, rust uit of graast. Hij
rolt ook graag door de modder. Het mannetje is
over het algemeen vredelievend, maar als het
moet verdedigt hij agressief zijn territorium en
familiegroep.
Dagelijks volgt een familiegroep
meinertzhagenzwijnen veel betreden paden naar
favoriete foerageergebieden en drinkplaatsen. Na
zonsondergang komen ze voorzichtig te voorschijn
uit het dichte kreupelhout. Tot middernacht
graast de groep vervolgens op de open Afrikaanse
savannes en op open plekken in het bos. Andere
varkens wroeten met hun snuiten in de grond. Het
meinertzhagenzwijn gebruikt echter zijn lange
snijtanden om wortels op te graven en om zout te
halen uit mineraalrijke stukken grond, zoutliks
genoemd. Als ze geen gras of bamboescheuten
grazen, zoeken deze hongerige zwijnen in bossen
naar bladeren en fruit. Ook brengen ze schade
toe aan landbouwgewassen.
In sommige landen zijn de huid en slagtanden van
dit zwijn even gewild bij de mens als zijn
vlees. Het sociale en honkvaste dier is een
makkelijke prooi voor jagers. Een andere
bedreiging voor het overleven van dit dier is de
teloorgang van zijn bosrijke leefgebied, vooral
in West-Afrika. Hoewel hij nog steeds veel
voorkomt en wijdverspreid is in Guinee,
Ivoorkust en de Republiek Congo, is zijn
situatie een bron van zorg in grote delen van
zijn verspreidingsgebied.
Deze vruchtbare dieren kunnen zich het hele jaar
door voortplanten. Volwassen mannetjes vechten
met elkaar om dominantie en het recht te paren
met vrouwtjes. Als onderdeel van de
baltsrituelen stormen twee mannetjes op elkaar
af en knallen met hun voorhoofden tegen elkaar.
Vaak leidt dit tot fatale verwondingen. Zo'n 150
dagen na de paring verlaat een zwangere zeug
haar kudde en bouwt een nest van lange
grassoorten. Een week na het werpen keert de
moeder terug met de biggetjes. De jongen worden
door ieder vrouwtje in de groep dat melk heeft,
gezoogd. Na ongeveer negen weken zijn de jongen
gespeend. Alle volwassenen beschermen de biggen,
maar slechts de helft wordt volwassen.
Kuddes kunnen tot twintig dieren tellen met
maximaal vier mannetjes, negen vrouwtjes en hun
jongen. Een dominant mannetje gaat voorop en
verdedigt zijn kudde. Deze zwijnen hebben een
voorkeur voor gebieden met veel schaduw en veel
struiken om tussen te schuilen, binnen bereik
van water. Ze zijn vooral 's nachts actief, maar
als ze niet het risico lopen te worden bejaagd,
komen ze ook overdag te voorschijn.
|