De merel
Orde
: Passeriformes - familie : Turdidae - geslacht
: Turdus en soort : Turdus merula. Een nauwe
verwant van de merel is de zanglijster, waarmee
de juveniele en vrouwelijke merel vaak worden
verward.
De mannetjesmerel, met zijn koolzwarte
verenkleed, oranje snavel en zijn mooie gefluit
in de vroege ochtend, is de bekendste van alle
lijsters. Hij vormt samen met zijn bruine
vrouwtje een paar voor het leven en samen
produceren ze verscheidene broedsels per jaar.
Hoewel de merel van oorsprong een bosvogel is,
zien we hem nu vaak in bewoonde gebieden.
De merel houdt van de grond en gaat nooit ver
van beschutting in de vorm van struiken bomen
vandaan. Hij vliegt snel en laag van het ene
lapje grond naar het andere. In de broedtijd is
het mannetje territoriaal, maar verder is hij
vrij sociaal. Soms verzamelen enkele merels zich
in de schemering op hun favoriete slaapplaats.
Na een koude nacht spreidt de gewoonlijk
schaduwminnende vogel soms zijn vleugels en
koestert hij zich in het zonnetje. Net als
sommige andere soorten klauwt de merel soms op
een mierennest, spreidt hij zijn vleugels en
laat hij de ge�rriteerde insecten in en uit zijn
veren kruipen. Waarschijnlijk doet het
mierenzuur dienst als een soort van natuurlijke
pesticide, die de vogel ontdoet van luizen.
Op een goed onderhouden gazon vindt de merel in
de ochtendschemer zijn lievelingsvoedsel :
aardwormen. Deze komen tijdens de nacht te
voorschijn, vooral op windstille, regenachtige
avonden en kruipen bij de eerste zonnestralen
nog steeds vlak onder de grond. De merel wipt
over het gras en stopt bij de kleinste beweging.
Het getrippel van zijn pootjes lokt de wormen
naar de oppervlakte. Soms zoekt de merel in
afgevallen bladeren naar insecten, larven,
spinnen, houtluis en naaktslakken, en af en toe
vangt hij grotere dieren, zoals bijvoorbeeld
kikkers.
Op de plaats waar territoria aan elkaar grenzen,
verjagen de mannetjes elkaar en kunnen ze zelfs
vechten. In de vroege lente eist het mannetje
een territorium op en zingt het hoogste lied
vanaf een hoge plek. Zo waarschuwt hij rivalen
en probeert hij een vrouwtje te lokken. Na het
paren bouwt het vrouwtje een nest van modder,
gras, mos en wortels en bekleedt het met gras.
Ze legt elke dag ��n ei en broedt terwijl het
mannetje op zoek gaat naar voedsel. Na twintig
dagen verlaten de jonge vogels het nest.
Het aantal zangvogels is sinds de jaren vijftig
van vorige eeuw gedaald, vooral door verlies aan
leefgebied en het gebruik van pesticiden. Het
aantal merels is echter juist toegenomen. Door
de mildere winters verbreidt de merel zijn
verspreidingsgebied zelfs in noordelijke
richting. Dankzij zijn aanpassingsvermogen,
dieet en frequent broeden heeft de merel kunnen
gedijen in een steeds veranderende leefomgeving.
|