Rubriek :
Historische figuren
Michelangelo
Michelangelo,
voluit: Michelangelo Buonarroti (Caprese, Toscane, 6 maart 1475
- Rome 18 febr. 1564), Italiaans beeldhouwer, schilder,
architect en dichter, is - naast Leonardo da Vinci, Bramante en
Rafa�l - een dominerende figuur in de Italiaanse hoge
renaissance en de incarnatie van de 'uomo universale', de
universele mens. Al vroeg zag Lorenzo de' Medici de
uitzonderlijke begaafdheid van Michelangelo en nam hem in zijn
huis op.
1. Beeldhouwwerken
Michelangelo leerde in Florence de beginselen van de
beeldhouwkunst van Bertoldo, een leerling van Donatello, en
bestudeerde de verzameling klassieke beelden van zijn
beschermheer. Zijn vroegste werken tonen dan ook invloeden zowel
van de klassieken als van Donatello; het eerste is o.m. het
geval in zijn reli�f Centaurenstrijd (ca. 1492), het tweede in
de Madonna della Scala (ca. 1490-1493; beide in Casa Buonarroti,
Florence). In 1494, vlak voor Piero de' Medici uit Florence werd
verdreven, vluchtte hij naar Bologna, waar hij in aanraking kwam
met het werk van Jacopo della Quercia, dat een brug trachtte te
slaan tussen de klassieken en het realisme. Hij vervaardigde er
een knielende engel en twee heiligenfiguren voor de Arca di San
Domenico. In 1496 was hij in Rome en dat bracht hem terug in de
sfeer van de antieken. Daar ontstond zijn eerste grote
beeldhouwwerk, Bacchus (1496-1497; Bargello, Florence), dat nog
sterk aan de klassieke conceptie gebonden is.
In de kort daarna ontstane Piet� (St.-Pieter, Rome) kwam het
eigen genie van Michelangelo voor het eerst volledig tot
gelding. Verwant hieraan is de Madonna met Kind, ontstaan in de
eerste jaren van de 16de eeuw (O.-L.-Vrouwekerk, Brugge). Zij
vormt de overgang naar de beroemde staande David (1501-1503), in
Florence gekapt uit een reusachtig blok marmer.
In 1505 vertrok hij opnieuw naar Rome, waar hem een gigantische
opdracht wachtte: het praalgraf, versierd met veertig marmeren
figuren, dat paus Julius II voor zichzelf wilde doen oprichten
onder de koepel van de in aanbouw zijnde nieuwe Sint-Pieter. Het
zou nimmer in zijn oorspronkelijke opzet voltooid worden. In
1523 ontving hij van de Medici's een nieuwe grote opdracht, die
hem, na jaren als schilder werkzaam te zijn geweest, tot de
beeldhouwkunst terugvoerde: de grafmonumenten tegen de wanden
van de Sacrestia Nuova van San Lorenzo te Florence. Het gold
hier niet alleen de zittende beeltenissen van Giuliano, broer
van paus Leo X en van Lorenzo, hertog van Urbino, maar tevens
vier allegorische figuren aan hun voeten: de Dag en de Nacht, de
Dageraad en de Schemering. Het merendeel van zijn latere werken
bleef onvoltooid: de Brutus (1538; Bargello, Florence), de
Kruisafneming (1553-1555) in de dom te Florence en de Piet�
Rondanini (beg. ca. 1555; Castello Sforzesco, Milaan).
2. Schilderwerken
Op het gebied van de schilderkunst was Domenico
Ghirlandaio Michelangelo's eerste leermeester, maar hij
onderging tevens de invloed van Massaccio en van het werk van
Luca Signorelli. In 1505/1506 schilderde hij een H. Familie voor
Angelo Doni (Uffizi, Florence); ongeveer terzelfder tijd werkte
hij in wedkamp met Leonardo da Vinci aan kartons voor
muurschilderingen, de Slag bij Cascina, voor het Palazzo Vecchio,
die verloren zijn gegaan.
Zijn hoofdwerk op het gebied van de schilderkunst werd de
decoratie van de Sixtijnse Kapel (1508-1512), waarmee hij alles
achter zich liet wat tot dan toe op soortgelijk terrein was
gepresteerd, terwijl hij voor de schilderkunst nieuwe
mogelijkheden opende. In 1534 werd hij door Paulus III
aangezocht de altaarwanden van de kapel te beschilderen; het
resultaat was het Laatste Oordeel, waaraan hij van 1534 tot 1541
werkte (de naakte figuren werden in 1559 door Daniele da
Volterra, de 'broekenmaker', van gewaden voorzien). Ten slotte
voltooide hij nog twee grote fresco's in de Cappella Paolina van
het Vaticaan (1542-1550). Een groot deel van zijn tekeningen
bevindt zich in Groot-Brittanni�, verdeeld over het British
Museum, Londen, het Ashmolean Museum, Oxford en Windsor Castle.
3. Architectuur
Als bouwmeester was Michelangelo, naast Bramante, de
grootste kunstenaar van het Italiaanse Cinquecento. Zijn eerste
grote opdracht, de fa�ade voor de San Lorenzo te Florence, kwam
niet verder dan het ontwerp en de voorbereidende werkzaamheden
(1516-1520). In 1521 werd begonnen aan de bouw van de Sacrestia
Nuova van dezelfde kerk, bestemd om de Medicigraven te
huisvesten. In hetzelfde complex bouwde hij vanaf 1524 aan de
Biblioteca Laurenziana, die echter eerst door zijn leerlingen
Giorgio Vasari en Ammanati zou worden voltooid. Immers, in 1529
werd het werk onderbroken door het beleg van de stad, waarbij
hij de leiding kreeg over de versterkingen. In 1535 werd hij
door Paulus III benoemd tot hoofdarchitect van de apostolische
paleizen, maar voorlopig werd hij geheel in beslag genomen door
zijn werk in de Sixtijnse Kapel. Na de hoogste verdieping van
het Palazzo Farnese te hebben voltooid (1546), werd hij
architect van de St.-Pieter, waarvan hij de opzet diepgaand
veranderde: hij handhaafde de plattegrond in de vorm van een
Grieks kruis, maar wijzigde de koepel; ook dit plan bleef
onvoltooid. Andere bouwwerken in Rome door hem uitgevoerd zijn
het Capitoolplein met de monumentale trap (1547) en de kerk
Santa Maria degli Angeli in het tepidarium van de thermen van
Diocletianus (1560-1561).
4. Dichtkunst
Als dichter is Michelangelo bekend gebleven door zijn
verzen en sonnetten gericht aan zijn vriend Cavalieri en aan
Vittoria Colonna. Liefde, schoonheid en godsdienst zijn er de
thema's van. Soms ook (zoals in een befaamd kwatrijn op zijn
beeld de Nacht) keerde hij zich fel tegen de bestaande politieke
en maatschappelijke toestanden. Verreweg de meeste schreef hij
tussen 1534 en 1564 in Rome; door vreemden achterhaald, zijn ze
in 1623 door zijn achterneef en naamgenoot in sterk verbasterde
vorm gepubliceerd. Pas in de 19de eeuw zijn ze naar de originele
manuscripten uitgegeven. Michelangelo werd begraven in de Santa
Croce in Florence; zijn graftombe, naast de cenotaaf van de door
hem zo bewonderde Dante, werd ontworpen door Vasari.